Bedreiging scholekster komt van alle kanten
Het is een
ongekende achteruitgang met ontelbare oorzaken. Toch probeert
onderzoeksproject CHIRP te achterhalen wat de scholekster nou het
hardst treft, en hoe hij gered kan worden.
‘Sinds 1990 gaat de scholekster met zo’n 5 procent per jaar achteruit, dat is echt extreem voor een zo lang levende vogelsoort’, zegt Bruno Ens van Sovon Vogelonderzoek. Hij onderzoekt samen met het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) en de Radboud Universiteit wat het effect van verschillende menselijke invloeden is op de populatie scholeksters in Nederland. Het vier jaar durende project heet CHIRP, Cumulative Human Impact on biRd Populations.
Treurig
Ens schetst een
treurig beeld van de vogel die nu nog op tal van plekken te vinden
is. ‘Ze broeden op kwelders, dijken en kunstwerken zoals het eiland
Neeltje Jans, in het binnenland en zelfs in steden op daken. Maar in
vrijwel al deze habitats hebben ze het moeilijk. In het agrarisch
gebied gaat het op veel plekken echt dramatisch, van alle weidevogels
gaat de scholekster het hardst achteruit. Dat heeft daar onder andere
te maken met ontwatering en het vervroegen van de maaidatum. De
predatie van nesten en eieren lijkt ook toegenomen. Op de kwelders
hebben de vogels steeds meer last van overstromingen tijdens het
broedseizoen, mogelijk door klimaatverandering. Ook is daar een
belangrijke voedselbron verdwenen door eerdere mechanische
schelpdiervisserij en het verdwijnen van mosselbanken. Op plekken
waar nu niet meer gevist wordt, is vaak de Japanse oester daarvoor
teruggekomen. In de Delta verdwijnen door de stormvloedkering de
wadplaten langzaam maar zeker in de geulen, waardoor het
voedselgebied in de winter steeds kleiner wordt. Dus er is eigenlijk
geen enkel lichtpuntje meer voor dat beestje.’
Bodemdaling
Het
onderzoeksproject moet een beeld geven van de precieze rol van deze
en nog vele andere bedreigingen die de populatie scholeksters voor de
kiezen krijgt, en dan vooral de cumulatieve effecten van die vele
factoren. De hoofdfinancier van het onderzoek is NWO’s Toegepaste
en Technische Wetenschap, maar ook natuurbeheerders en partijen die
direct met de bedreigingen te maken hebben betalen mee, zoals de
Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en Defensie. Opvallend, maar
niet onlogisch. ‘De scholekster is een van de soorten waarvoor de
Waddenzee is aangewezen als Natura 2000-gebied, wat bekent dat
economische activiteiten geen negatief effect op de populatie mogen
hebben’, verklaart Ens de deelname van deze partijen. ‘Gasboringen
onder Ameland zorgen bijvoorbeeld lokaal voor bodemdaling, waardoor
de kwelders daar niet meegroeien. Dat verhoogt het
overstromingsrisico voor de nesten. Een andere partij is de
Luchtmacht, die ligt onder vuur vanwege hun oefeningen op de
Vliehors, een grote zandplaat bij Vlieland. We willen onderzoeken wat
het werkelijke effect van deze bedreigingen en verstoringen op de
populatie is.’
‘We proberen een relatie te leggen tussen die verstoringsbronnen en de bewegingen van de scholeksters.’
Zandplaat Vliehors werd afgelopen jaar regelmatig bezocht door promovendus Henk-Jan van der Kolk van het NIOO. Hij onderzoekt de verstoring van met name de overwinterende scholeksters in de Waddenzee. ‘Er zijn heel veel verstorende factoren, naast de NAM en de Luchtmacht bijvoorbeeld ook vissers, zeilers, surfers en wadlopers’, zegt Van der Kolk. ‘We proberen een relatie te leggen tussen die verstoringsbronnen en de bewegingen van de scholeksters.’ Om deze bewegingen vast te leggen, zenderde Van der Kolk een jaar geleden op Vlieland twintig overwinterende vogels. Afgelopen zomer kwamen daar twintig broedvogels bij, die het hele jaar in die omgeving doorbrengen. De zenders maken zo nu en dan contact met vaste antennes op Vlieland en op de noordpunt van Texel, waar de Vlielandse scholeksters regelmatig komen buurten.
‘De gegevens van de vogelbewegingen probeer ik te koppelen aan gegevens over bewegingen van vliegtuigen, vissersvoertuigen en recreanten. Zo moet een beeld verschijnen van de invloed van verstoring’, vertelt Van der Kolk. ’Boten en vliegtuigen maken sowieso gebruik van gps. Die gegevens worden al gestandaardiseerd verzameld. Ook via radarbeelden krijgen we gegevens over verplaatsing van verstoringsbronnen. Wat betreft wandelaars en kleine bootjes proberen we in het veld de effecten te meten.’
Broedsucces
In het voorjaar
verspreiden de vogels zich vanuit hun wintergebieden over het land om
te broeden, de meeste in het binnenland, een kleiner deel op de
Waddeneilanden. De problemen die de steltloper dan ondervindt, worden
bekeken door NIOO-collega Magali Frauendorf, die vooral het
broedsucces onder de loep neemt. ‘Uit eerder onderzoek is bekend
dat de adulte overleving vrij constant is, dus het lijkt
waarschijnlijk dat de achteruitgang in de reproductie zit’, aldus
Frauendorf. Bedreigingen voor de reproductie die zij bekijkt zijn
onder andere die van de moderne landbouw, maar ook predatie wordt
meegenomen. Camera’s leggen vast wat bij het nest gebeurt. ‘Afgelopen jaar zagen we vossen, huiskatten, marterachtigen
en ook wat kraaien en kiekendieven, eigenlijk een heel palet aan
predatoren. Volgend jaar probeer ik van de predatoren die we nu
gefilmd hebben dichtheidsschattingen te maken, zodat we die kunnen
relateren aan het broedsucces op die plekken.’
Conditie
De onderzoekers
vermoeden dat de oorzaak van de slechte broedprestaties ook deels in
het wintergebied ligt. ‘Als dieren in de winter moeite hebben met
overleven, krijg je een zogenoemd
carry-over-effect, waarbij
de slechte conditie waarin de vogel uit de winter komt, doorwerkt in
het broedsucces’, verklaart Frauendorf. Ze beoordeelde daarom eind
van de winter de lichaamsconditie van 280 scholeksters om een verband
te kunnen aantonen met het broedsucces van deze individuen. Enige probleem: ze vond er in het binnenland slechts acht
terug. ‘Ik ben afhankelijk van meldingen van waarnemers die de
ringen aflezen. Ondanks dat er per dag rond de 65 ringen worden
afgelezen en ingevoerd, heb ik maar weinig van onze scholeksters
kunnen terugvinden op de plek waar ze broeden. Daarom hebben we de
groep wat uitgebreid, ik heb ook individuen bekeken die in een straal
van 5 kilometer van de onderzochte vogels hebben overwinterd. We gaan
ervan uit dat die hetzelfde foerageergebied hadden, dus in eenzelfde
conditie verkeerden.’
Spoorloos
Van der Kolk is
bij zijn zenderonderzoek evenzeer afhankelijk van waarnemers die
ringen aflezen. Wanneer een van zijn gezenderde scholeksters ineens
spoorloos is, bijvoorbeeld. ‘De zender van de scholekster kan
contact maken met een antenne tot op zo’n 500, hooguit 1.000
meter’, zegt Van der Kolk. ‘Soms ben ik een scholekster daarom
heel lang kwijt en krijg ik een melding dat hij bijvoorbeeld ergens
bij Harlingen gezien is. Dan kan ik daarheen gaan en proberen met een
antenne in de buurt van dat dier te komen.’ Als dat lukt, is
vervolgens weer een schat aan informatie beschikbaar. ‘De
gps-locaties worden opgeslagen in de zender op het dier. Er is alleen
contact nodig met de antenne om die informatie te downloaden.’
'Vroeger moest je daarvoor een brief sturen en hoopte je dat je reactie kreeg. Nu krijg je alles meteen uitgebreid te zien in het veld.'
Om te zorgen dat er meer waarnemingen van geringde scholeksters binnenkomen, is een website gemaakt die het de aflezers zo gemakkelijk mogelijk maakt. Op wadertrack.nl en met de Androidapp BirdRing is na het invoeren van de bewuste code meteen te zien waar het dier geringd en waargenomen is. ‘Dat is toch wat mensen willen weten, wat de geschiedenis is van zo’n beest’, zegt Bruno Ens. ‘Dit maakt het leuk voor waarnemers. Vroeger moest je daarvoor een brief sturen en hoopte je dat je reactie kreeg. Nu krijg je alles meteen uitgebreid te zien in het veld.’ Naast vogelaars proberen Frauendorf en Van der Kolk ook nieuwe groepen vrijwilligers bij het onderzoek te betrekken. ‘Ik wil nu ook weidevogelbeschermers enthousiast krijgen om ringen te melden als ze bijvoorbeeld een markeerstok bij een scholeksternest plaatsen’, zegt Frauendorf. Ook Van der Kolk heeft nieuwe doelgroepen op het oog. ‘Als wadlopers met een gps zouden gaan lopen en deze gegevens willen doorgeven voor het onderzoek, zou ik daar erg blij van worden. Maar het ligt natuurlijk gevoelig, omdat onder andere naar het verstorende effect van hun activiteit wordt gekeken.‘
Model
Uiteindelijk
worden alle resultaten van de deelonderzoeken door de Radboud
Universiteit verwerkt in een zogenoemd
Migratory network
population model,
waarmee de invloed van de verschillende
factoren op de populatie berekend kan worden. Daarmee kan het model
ook iets zeggen over een effectieve bescherming, aldus Ens. ‘De
bedoeling is dat we dat model kunnen gebruiken om allerlei soorten
effectberekeningen te doen. Als je bijvoorbeeld bepaalde
landbouwgebieden anders in zou richten, hoe werkt dat dan door? Zo
kunnen we bepalen wat de meest kosteneffectieve manier is om het tij
te keren.’
Uitdaging
Terwijl het
onderzoek vordert, gaat het met de scholekster niet beter. ‘Dit was
op alle fronten een extreem slecht broedseizoen’, zegt Ens. ‘Het
was een heel droog voorjaar, dan zitten de regenwormen diep en is er
weinig voedsel voor de oudervogels. Daardoor kunnen ze ook de jongen
weinig geven, ze hebben weinig energie om predatoren te lijf te gaan.
Maar dat is toch niet het hele verhaal, want ook de kustvogels hebben
het slecht gedaan, dus het kan ook komen doordat ze slecht de winter
uit gekomen zijn. Dat zijn nou de dingen waar we een vinger achter
proberen te krijgen in dit onderzoek, wat wel heel moeilijk is omdat
er dus zo ontzettend veel factoren een rol spelen. Nog een grote
uitdaging dus.’
Het onderzoek is te volgen op www.chirpscholekster.nl
Gevolgd
Gps-gegevens van
gezenderde scholeksters geven informatie over hun bewegingen in het
Waddengebied, maar ook over het trekgedrag naar
broedgebieden. Enkele uitzonderingen broeden in Scandinavië. Op hun tocht naar het noorden blijken ze grote hoogtes te
bereiken. Tijdens de najaarstrek werd
een maximale hoogte van 5.236 meter vastgesteld door de gps-tracker.
Gefilmd
Camera’s bij
nesten leggen vast waarmee broedende scholeksters worden
geconfronteerd. Naast predatoren is dat ook vee. Scholekster RG-YNBK
deed dit jaar in een weiland in Friesland maar liefst vier maal een
broedpoging. Camerabeelden van het tweede nest laten zien dat
vertrapping door schapen de eieren vernield hebben. De vierde poging
was succesvol, al hebben de pullen het niet overleefd. De oudervogels
werden enkele dagen later een stuk verderop zonder jongen
aangetroffen. Het perceel waar het nest zich bevond, was gemaaid.
Gefotografeerd
De kleur van de snavel zegt mogelijk iets over de conditie van een
scholekster. Daarom maakt Magali Frauendorf bij haar metingen van de
conditie van scholeksters aan het eind van de winter ook foto’s van
de kop in onder gestandaardiseerde lichtomstandigheden. Daarnaast
wordt het percentage rode en witte bloedcellen en cholesterol in het
bloed bekeken, de onderzoekers bepalen het stresshormoon
corticosteron uit de veren. Met deze gegevens hoopt ze een correlatie
te vinden tussen de conditie van de vogels en de snavel- en oogkleur.