Stikstofrijke akkers vindt de akkermelkdistel heerlijk, maar ook als stoepplantje doet ‘ie het goed.

De akkermelkdistel (Sonchus arvensis) groeit graag op akkers, zoals zijn gewone naam al doet vermoeden. Toch valt deze algemeen voorkomende soort ook prima elders te spotten; in wegbermen bijvoorbeeld, of tussen stoeptegels. Vanwege die laatste trefplek schopt de akkermelkdistel het deze week (22-28 november) tot ‘stoepplantje van de week’. Die titel is in het leven geroepen door Hortus Botanicus Leiden, initiatiefnemer van een citizen science -project over stoepplantjes.

 

De akkermelkdistel deelt zijn stoepplantje-van-de-week-titel met pareltjes als rode schijnspurrie – volgende week aan de beurt – vroegeling (week 6) en natuurlijk straatliefdegras (week 39). Een beetje straatliefde kan de akkermelkdistel wel gebruiken, want het plantje staat vooral bekend als vervelend onkruid. Voor leken valt de akkermelkdistel wellicht niet eens op; de gele bloemhoofdjes lijken verdacht veel op die van paardenbloemen.

 

Daarmee past de akkermelkdistel goed bij het citizen science-project over stoepplantjes. De initiatiefnemers hopen dat mensen plantjes in de stad – die veel kunnen betekenen voor klimaatbeheersing en biodiversiteit – beter waarderen als ze er meer over te weten komen. Sonchus arvensis valt onder meer te herkennen aan zijn distelachtige bladeren en het melkachtige sap dat verschijnt als de stengel breekt. Ook de Oude Grieken konden de akkermelkdistel al deels op naam brengen; genusnaam Sonchus is waarschijnlijk afgeleid van de Oud-Griekse naam voor distelachtige plantjes, σόγχος. Of ze daarmee echt melkdistels bedoelden is onduidelijk. Sonchus zou in plaats daarvan ook van σομφός kunnen komen, Oud-Grieks voor zacht, hol; een verwijzing naar de broze stengel. Soortstoevoeging arvensis is Latijn voor ‘van de akker’. Zeker op stikstofrijke, omgewoelde velden heeft de akkermelkdistel het naar zijn zin. Tot ergernis van boeren, die het plantje lastig kwijtraken. Bestrijden is eigenlijk alleen effectief als de akkermelkdistel groeit, maar in die periode staat ‘ie midden tussen het gewas. Wellicht onnodig; de bladeren van de akkermelkdistel zelf zijn prima eetbaar – wel een beetje bitter.