De tot metersgrote vrouwtjes van de dekenoctopus zwemmen als ballerina’s, terwijl mannetjes piepklein blijven. Ze zijn recordhouders in seksuele dimorfie.

 

Beelden van een rondfladderende dekenoctopus bij het Groot Barrièrerif en het opgewonden begeleidend commentaar van de Australische marien bioloog Jacinta Shackleton gingen via YouTube viraal de wereld over. ‘Ik was zo opgewonden dat ik het moeilijk vond om mijn adem in te houden om naar beneden te duiken en het te filmen’, aldus Shackleton in The Guardian (13 januari).

 

Een ontmoeting met een rondfladderende dekenoctopus, in dit geval vrijwel zeker een Tremoctopus gracilis, is zonder twijfel een bijzondere ervaring. Vrouwelijke exemplaren van deze octopussen kunnen tot 2 meter lang worden, leven vrij in de waterkolom en beschikken tussen hun armen over een iridiserend, oranjeblauw vlies waarmee zij sierlijk in het water wapperen als een kleurig spook. De in de Atlantische Oceaan levende dekenoctopus (T. violaceus ) lijkt precies op haar nichtje uit de Stille Oceaan, maar genetisch zijn ze goed onderscheidbaar (ZooKeys, 2021).

 

Pas in 2002 zijn ook bij het Groot Barrièrerif de eerste levende, piepkleine mannelijke dekenoctopussen ontdekt. Die zijn hooguit een paar centimeter groot en met een gewichtsratio van minstens 1 op 10 duizend vertonen deze koppotigen het grootst bekende seksueel dimorfisme bij macroscopische dieren. Bij de voortplanting offert het mannetje zich op door al zijn sperma in zijn derde rechterarm te pompen, de hectocotylus, die vervolgens af te rukken en aan het vrouwtje te geven. Ook noemenswaardig is dat mannetjes en juveniele vrouwtjes hun armen bewapenen met de extreem giftige tentakels uit de poliepenkolonie van het Portugees oorlogschip (Physalia physalis) (Science, 1963).

 

Tegen deze heftige achtergrond is de naam van dekenoctopussen simpel en ingetogen. Octopus komt van de Griekse aanduiding voor ‘achtpoot’ en trem van trema dat ‘gat’ betekent, een verwijzing naar openingen in het kopgedeelte.
Gracilis is Latijn voor ‘slank’ en past ook prima bij de zeer gracieuze fladderdansen waarmee dekenoctopussen vrijwel iedere zeebioloog in vervoering brengen.