Schedels van zoogdieren zoals deze boomrat (Mesembriomys gouldii) wijzen op uitdovende evolutie.

 

Na een evolutionaire uitbarsting in schedelvormen van zoogdieren, zwakt de diversificatie in schedelmorfologie sinds de ondergang van de dinosauriërs door de tijd heen langzaam af.

 

Rond de massa-extinctie die dinosauriërs 66 miljoen jaar geleden de das om deed, vond er een evolutionaire uitbarsting plaats bij placentale zoogdieren: hun schedelvormen diversificeren rond die periode in rap tempo. Na die aanvankelijk piek dooft de snelheid waarmee evolutionaire innovaties in schedelvorm ten tonele komen echter vrij snel uit: schedelmorfologie in het Cenozoïcum – 66 miljoen jaar geleden tot heden – kenmerkt zich met steeds kleiner wordende uitbarstingen van diversificatie. Dat schrijft een internationaal team onderzoekers 28 oktober in Science.

 

Overleving
De onderzoekers dopen het gevonden marcoevolutionaire patroon ‘uitgedoofde evolutie’ en baseren zich op 3D-modellen van 322 schedels van uitgestorven en nog levende placentale zoogdiersoorten, van 70 miljoen jaar geleden tot nu en verspreid over in totaal tweeduizend evolutionaire stambomen. Schedels zijn in deze context informatief aangezien ze een breed scala aan functies vervullen die cruciaal zijn voor overleving.

 

Levensstijlen
Naast het gevonden patroon van uitdovende evolutie, constateren de onderzoekers dat evolutiesnelheid relatief snel is voor dieren met specifieke levensstijlen, waaronder bij sociale, aquatische en herbivore soorten. Knaagdieren, primaten en vleermuizen blijken juist relatief langzaam te evolueren. Het resultaat valt in lijn met het idee dat zoogdieren vrij spel kregen na de ondergang van de dinosauriërs bij de Krijt-Paleogeengrens.