DOOR AAFKE KOK, GERT VAN MAANEN EN STEIJN VAN SCHIE - FOTO: RUUD MORIJN / NATIONALE BEELDBANK - 10-03-2023 - Peiling

Bij de aanstaande waterschapsverkiezingen is het grondwaterpeil een onderwerp waarover veel discussie is. Welke haken en ogen zitten er aan een hoger of lager waterpeil?
Het grondwaterpeil wordt een belangrijke inzet van de waterschapsverkiezingen, die op 15 maart gelijktijdig plaatsvinden met de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Hierbij lijkt de discussie, met name in de veenweidegebieden, vooral te gaan tussen boeren en natuurorganisaties. Boeren willen het grondwaterpeil graag laag houden zodat ze hun land kunnen bewerken, het gras goed groeit en hun vee niet wegzakt in de modder. Terwijl natuurorganisaties het peil omhoog willen om verdroging van kwetsbare vegetaties in natuurgebieden een halt toe te roepen en de uitstoot van broeikasgassen en bodemdaling te verminderen. Is een hoger of lager waterpeil inderdaad zo simpel te vertalen in een stemadvies of zitten er veel meer haken en ogen aan peilbeheer?

Debby van Rotterdam, als projectmanager vernatting werkzaam bij kennis- en adviesbureau Nutriënten Management Instituut in Wageningen
‘De discussie speelt vooral in de veenweidegebieden en zelfs daar zijn er nog veel nuanceverschillen. In de noordoostelijke veenweidegebieden van Friesland en Overijssel zijn percelen bijvoorbeeld veel breder en ligt het grondwaterpeil ook dieper dan in de westelijke veenweidegebieden van het Groene Hart en Noord-Holland. Dan maakt het ook nog veel uit of je bij vernatting het peil van 1 meter terugbrengt naar 60 centimeter, van 60 naar 40 centimeter of van 40 naar 20 centimeter. Soms kan vernatting naar hoge waterpeilen ertoe leiden dat je tijdelijk oeverranden en -vegetatie kwijtraakt, die je eigenlijk wil behouden. Op voormalige landbouwgronden kun je bovendien te maken krijgen met fosfaatvoorraden die door een hogere waterstand mobiel raken en een bedreiging gaan vormen voor de waterkwaliteit en biodiversiteit. Bestuurders van waterschappen hebben zeker invloed, maar ik hoop dat ambtenaren voldoende kennis bezitten of inwinnen om passende adviezen over het waterpeil te geven. Daarnaast is het denk ik goed dat we tegenstellingen niet voeden, maar juist met elkaar in gesprek blijven. Voor beoogde natuur is ook beheer nodig en daarvoor hebben we boeren nodig. Het is niet boer of natuur, maar boer en natuur. Daarnaast moeten we ons beseffen dat je niet zomaar ingrijpende beslissingen kunt nemen over vernatting van percelen, als iemand die gebruikt voor zijn broodwinning.’

Trienke Elshof, portefeuillehouder platteland en omgeving bij LTO Nederland en boerin in het veenweidegebied van Friesland
‘De tegenstelling tussen natuur en landbouw is minder groot dan we denken; grondwaterpeil is in Nederland echt een gezamenlijk belang geworden. Grondwater is namelijk iets anders dan oppervlaktewater. Dat halen mensen nog wel eens door elkaar. Het peil van oppervlaktewater is vaak een lokale afweging en makkelijk te sturen met stuwen en peilvakken. Sloten kunnen dan inderdaad overlopen en het land van boeren drassig maken – hoewel dat door brede banden en lage bandendruk ook voor zware tractoren steeds minder een probleem is.
‘Grondwaterpeil is trager, seizoensgebonden en over de hele linie veel moeilijker te sturen; water vasthouden, bufferen en vertraagd afvoeren is in bijna heel Nederland gewenst. Waterschappen zijn daar nu al mee bezig, om ernstige droogte in het voorjaar en de zomer tegen te gaan. Dat is ook gunstig voor de gewassen van boeren.
‘Veel problemen die met het grondwaterpeil te maken hebben, probeert men op te lossen met het sturen van het peil van oppervlaktewater. Dat is echter symptoombestrijding. Met het beheersen van grondwaterpeil bereik je veel meer, hoewel het een ingewikkeld probleem is, dat vraagt om een langjarige structurele aanpak. Maar als dat lukt zijn zowel boer als natuur erbij gediend.’

Martine van der Ploeg, hoogleraar hydrologie en kwantitatief waterbeheer in Wageningen
‘Het gaat bij het beheer van het waterpeil eigenlijk altijd om de afweging van meerdere belangen. In Nederland regelt de zogeheten Waterwet het beheer van watersystemen. Die wet heeft tot doel om wateroverlast of waterschaarste te voorkomen of te beperken. Zo bestaat in Nederland sinds 2000 een afwegingkader die gebaseerd is op een verdringingsreeks bij bijvoorbeeld waterschaarste. In de eerste categorie valt veiligheid, in categorie twee zit de leveringszekerheid van nutsvoorzieningen, en in drie kleinschalig hoogwaardig gebruik. Landbouw en natuur zitten – net als activiteiten als scheepsvaart, waterrecreatie en visserij – in categorie vier. Verder is Nederland qua beheer van waterpeil in tweeën op te delen: in hoog en laag Nederland. Op de hoge, veelal zandgronden zakt regenwater snel weg en zie je minder sloten in het landschap. In het oosten zijn relatief meer hoogteverschillen en verschillen in belangen tussen boeren en natuur. In laag Nederland en met name het veenweidegebied in het Groene Hart is een hoge waterstand vooral van belang om het veen niet te laten oxideren en te voorkomen dat het inklinkt. Dat is dus een gezamenlijk belang van boeren, huisbezitters en natuurbeschermers, en daar zijn de klimaatdoelstellingen bij gekomen. Het peilbeheer heeft dus al veel kaders en ik vraag me af hoeveel bestuurders van waterschappen daar invloed op hebben.’

Patricia de Cocq, directeur Leefomgeving en Natuur bij HAS green academy in Den Bosch en lijsttrekker van Water Natuurlijk voor Rivierenland
‘Hier zitten inderdaad wel meer haken en ogen aan. Er zijn bijvoorbeeld ook nog wel andere belanghebbenden; bewoners van huizen die in uiterwaarden zijn gezet hebben bijvoorbeeld baat bij een lager waterpeil, terwijl woningen in veenweidegebieden dan juist last kunnen hebben van bodemdaling en rottende palen.
‘Op dit moment heeft het waterschap een uitvoerende rol. De functie van een gebied is al bepaald, en wij zorgen ervoor dat dit uitvoerbaar is. Per gebied kijken we welke belangen er spelen en maken we een compromis voor het meest passende waterpeil dat bij al die functies past. Zo’n peilbesluit staat tien jaar vast; best lang in ook voor de waterschappen uitdagende tijden van klimaatverandering, al snap ik ook dat ondernemers willen weten waar ze aan toe zijn. Het beleid is wel aan het kantelen; de overheid heeft inmiddels ook in een brief gezegd dat natuur en bodem meer het uitgangspunt moeten zijn. Dus niet de natuur dwingen mee te bewegen, maar kijken welke functie eigenlijk waar past.
‘Functies als landbouw en natuur zijn nu heel strikt gescheiden. Terwijl als je kijkt naar wat natuurwaarden zijn, dan gaat dat bijvoorbeeld over biodiversiteit. Die is op dit moment veel hoger in natuur dan in landbouw, maar ik denk dat dat echt anders kan. Met natuurinclusieve landbouw is die scheiding veel minder groot. Daar zijn mooie voorbeelden van, maar het is nog wel erg lastig voor ondernemers.’