Door Britt Neijzen - Foto: Wei Liu - 17-09-2022 - Celbiologie

De longen van jaks zijn aangepast aan de ijle lucht van de Tibetaanse hooglanden.
Jaks hebben speciale cellen in de longen waardoor ze geen last hebben van zuurstoftekort in de ijle lucht op de Tibetaanse hooglanden.
De meeste grote zoogdieren en mensen krijgen op grote hoogte last van zuurstoftekort door de ijle lucht, maar jaks hebben een aanpassing aan hun longen waardoor ze daar geen last van hebben. Hierdoor kunnen ze probleemloos leven op de Tibetaanse hooglanden op 3.000 tot 6.000 meter boven zeeniveau. Dat ontdekten Chinese onderzoekers door een uitgebreid dna-onderzoek te doen bij de dieren (Nature Communication, 6 september).
De onderzoekers brachten eerst het genoom van de wilde jak (Bos mutus) en de tamme jak (Bos grunniens) in kaart met behulp van sequencing. Hoewel de twee soorten jaks qua uiterlijk wel iets van elkaar verschillen, blijkt nu dat ze dezelfde evolutionaire aanpassingen hebben aan het leven op grote hoogte.
De jak-genomen vergeleken ze vervolgens met het genoom van Europese runderen. Zo vonden de onderzoekers 127 genen op het gebied van de longen waar varianten van nucleotidevolgorden aanwezig waren bij de jak die niet bij de runderen te zien waren.
De genvarianten zorgen ervoor dat jaks een extra soort subtype endotheelcel hebben die Europese runderen niet hebben. Ook vonden de onderzoekers een jak-specifieke pathway die betrokken is bij de dikte van de wand van de bloedvaten in de longen en de vorming van het bindweefsel die de longen hun elasticiteit geven. Daardoor zijn de longen beter bestand tegen zuurstofarme lucht. Zo voorkomen de jaks dat ze last krijgen van zuurstoftekort.