Door Steijn van Schie - FOTO: MARC JOHNSON - 26-03-2022 - Evolutiebiologie

In de stad kan voor witte klaver de aanmaak van anti-vraatstoffen soms nagenoeg overbodig zijn.
Bij afwezigheid van herbivoren produceren witte klavers in steden over de hele wereld minder vaak anti-vraatstoffen.
Witte klavers passen zich over de hele wereld op vergelijkbare manier aan aan stedelijk gebied: ze produceren in veel steden minder vaak blauwzuur – de stof waarmee de plantjes zich onder meer verdedigen tegen herbivoren – dan in buitengebieden. Dat schrijven Canadese biologen 18 maart in een Science-publicatie waarvoor ze wetenschappers uit 160 steden wereldwijd aan het werk zetten, waaronder van de Universiteit Leiden en Amsterdam. Waarschijnlijk ervaren witte klavers (Trifolium repens) door de kleinere aantallen herbivoren in de stad minder begrazingsdruk – het loont dan om te stoppen met de kostbare aanmaak van anti-vraatstoffen.
Nieuwe fase
‘De urbane evolutiebiologie is een relatief jong vakgebied’, vertellen evolutiebiologen Menno Schilthuizen en Iva Njunjić, die vanuit Naturalis in 2019 data voor de Canadezen verzamelden. ‘Tot nu toe vergelijken de meeste studies een plant- of dierpopulatie in de stad met een populatie in een buitengebied. Het feit dat ze hier data uit 160 steden combineren maakt deze studie echt uniek, en luidt mogelijk een nieuwe fase van dit type onderzoek in.’
Koeltassen
In totaal weten de biologen 110.019 monsters te bemachtigen van in totaal 6.269 witte klaver-populaties uit 26 landen. ‘Zelf begon ik vlakbij mijn huis in hartje centrum Leiden en zette een 8 kilometer lang traject uit richting het buitengebied’, aldus Schilthuizen. ‘Op mijn fiets zocht ik op veertig verschillende plekken naar twintig planten, deed die in zakjes en nam ze in koeltassen mee. Zo’n transect loopt dwars door allerlei wijken waar je normaal nooit komt, leuk om te doen dus.’
Parallelle evolutie
Eenmaal terug in het lab stellen Schilthuizen en Njunjić vast welke planten wel of niet blauwzuur produceren, en sturen die data inclusief een aantal gevriesdroogde individuen om te sequensen terug naar Canada. Daar concluderen de onderzoekers op basis van alle verzamelde data dat in de helft van de steden op populatieniveau minder blauwzuurproductie plaatsvindt. Een signaal van parallelle evolutie, stellen de auteurs, waarbij naast begrazingsdruk ook droogteresistentie een rol lijkt te spelen.
Volgens Schilthuizen is het goed mogelijk om met dezelfde transecten ook andere dier- of plantensoorten op deze manier te onderzoeken. ‘Maar de mogelijkheden zijn wel beperkt; er zijn weinig soorten die zó wijdverspreid zijn als witte klaver – die is echt overal te vinden. Toch denk ik dat we in de toekomst meer onderzoek gaan zien met een vergelijkbare opzet. Bovendien kan ook uit deze gigantische dataset nog veel informatie gehaald worden, dus daar rollen vast ook nog wel wat studies uit.’