Gedurende de duizenden jaren van isolatie op het vasteland van Australië, is het genoom van dingo’s (Canis lupus dingo) substantieel gaan verschillen van die van gedomesticeerde honden (Canis lupus familiaris). Toch vertonen de genomen nog altijd meer gelijkenissen dan die van dingo en Groenlandse wolf (Canis lupus orion). Tot die conclusie komt een internationale groep biologen 22 april in Science Advances.

 

Het team vergeleek daartoe het genoom van de verwilderde hond uit Australië met die van de Groenlandse wolf en vijf gedomesticeerde hondenrassen: boxer, Duitse herder, basenji, Deense dog en labrador. Daarbij kwamen ze onder meer verschillen op het spoor in de nutriëntenstofwisseling, maar na dieet-experimenten ook in microbiomen: Duitse herders hebben bijvoorbeeld een drie keer hogere concentratie aan bacteriefamilies die zetmeel afbreken in hun darmen dan dingo’s.

 

Volgens de onderzoekers zou hieruit blijken dat de evolutie van dingo’s vooral vorm krijgt door specifieke demografische elementen en omgevingsfactoren, waaronder natuurlijke selectie op het eten van buideldieren. De evolutie van gedomesticeerde honden wordt daarentegen vooral gestuurd door menselijke selectie op rasspecifieke eigenschappen; ook het nagenoeg volledig door mensen opgelegde dieet speelt waarschijnlijk een belangrijke rol.

 

De introductie van dingo’s op Australië vond waarschijnlijk tussen de 5.000 en 8.500 jaar geleden plaats, waar ze sindsdien aan de top van de voedselketen staan. De eerste gedomesticeerde hond verscheen daar in 1788, waarna herhaaldelijke introgressie plaatsvond met de dingo-genenpoel.