Een vleugel van de Noord-Afrikaanse Temmincks strandleeuwerik (Eremophila bilopha) met negen primaire veren die asymmetrisch zijn ten opzichte van de schacht.

Het bezit van negen tot elf asymmetrische slagveren lijkt een goede indicator voor het vliegvermogen van (oer)vogels.

De anatomie van slagveren van vroege oervogels Archaeopteryx en Microraptor wijst erop dat deze actief konden vliegen. Dit concluderen paleobiologen van het Field Museum in Chicago op basis van vergelijkend onderzoek aan veren van 346 groepen levende vogels en aan 66 fossiele veren van 35 groepen dinosauriërs (PNAS, 12 februari). De fylogenetische en anatomische analyses leveren volgens hen sterke aanwijzingen dat het bezit van negen tot elf slagveren geassocieerd is met aangedreven vlucht. Met name de mate van asymmetrie in die slagveren – tussen het deel van de veer voor de schacht en erachter – is een goede indicator van het vliegvermogen. Bij de 150 miljoen jaar oude Archaeopteryx en 120 miljoen jaar oude Microrapter is die asymmetrie vergelijkbaar met die van levende, vliegende vogels. Terwijl de veeranatomie en -asymmetrie van de mogelijk zelfs 160 miljoen jaar oude Anchiornis en 125 miljoen jaar oude Caudipteryx erop wijst dat die hun vliegvermogen verloren hadden. De vroegste stadia van met vlucht geassocieerde veren ontbreken waarschijnlijk nog in het fossielenbestand. Over de evolutie van moderne vogels (Neoaves) vanaf het late Krijt verscheen toevallig gelijktijdig in PNAS een gedetailleerde nieuwe stamboom gebaseerd op 124 vogelgenomen en fossiele vondsten.

De diversificatie van de meeste moderne vogels (Neoaves) begon al snel na de afsplitsing zo'n 130 miljoen jaar geleden en ruim voor het uitsterven van de dinosauriërs, blijkt uit een nieuwe studie. Dit nieuwe inzicht wordt verbeeld in deze artist impression. Beeld: Shaoyuan Wu.