Door Gert van Maanen - Foto: Ziggy Nielson - 31-01-2025 - Nieuws

Gouden kortneusbuideldas (Isoodon auratus) die wordt uitgezet in West-Australië. Bij hen lukte het wel om genetische diversiteit in de populatie na herintroductie te behouden. Foto: Ziggy Nielson
De genetische diversiteit neemt mondiaal af, vooral onder terrestrische soorten in Eurazië, blijkt uit een grote systematische meta-analyse.
In de afgelopen drie decennia is sprake van een kleine, maar significante afname van de genetische diversiteit bij verschillende soortgroepen. Een verlies als gevolg van menselijke activiteit die roept om maatregelen die deze teruggang te stoppen. Dit concludeert een onderzoekconsortium onder leiding van geneticus Catherine Grueber van de Univeristy of Sydney op basis van een systematische review in Nature van 30 januari. Hierin analyseren zij 882 studies met veranderingen in genetische diversiteit die tussen 1985 en 2019 optraden bij 628 soorten. Dit gaat om een dataset van soorten uit 37 klassen en 16 stammen (fyla) die een ‘veldbreed zicht bieden op gemeten veranderingen in genetische diversiteit’ en die voor 84,7 procent bestaat uit dieren en voor 12,7 procent uit planten.
Over de complete dataset is sprake van een klein, maar significant, verlies aan genetische diversiteit van -0,11 Hedge’s g, een statistisch verantwoorde maat om verschillen tussen waarden in de tijd weer te geven. De verliezen aan genetische diversiteit zijn vooral waargenomen bij terrestrische soorten en zijn relatief het grootst in de palearctische zone. Dit is de grootste van de acht biogeografische zones op aarde, die bestaat uit Europa, Noord-Azië en Noord-Afrika. De grootste verliezen aan diversiteit zijn gevonden voor vogels (-0,43 Hedge’s g) en zoogdieren (-0,25 Hedge’s g), terwijl drie soortgroepen juist geen of weinig genetische terugval vertonen: dicotyle planten, insecten en straalvinnige vissen.
De auteurs categoriseren ook de effecten van bedreigingen en interventies op de genetische diversiteit van populaties. Ze stellen vast dat twee derde van de populaties ten minste één type ecologische verstoring ondervindt, zoals extreme klimaatgebeurtenissen, jacht, oogst, habitatvernietiging of introductie van invasieve soorten. Er is overigens ook sprake van diversiteitsverlies bij soorten die geen ecologische verstoring ondervinden, wat suggereert dat er sprake is van een achtergrondniveau van afname waarvan de oorzaak (nog) niet bekend is. Voor minder dan de helft van de populaties waarbij sprake is van verlies aan genetische diversiteit zijn nu al beschermingsinspanningen van kracht.
‘Zelfs de subtiele negatieve trends van verandering in genetische diversiteit die we hier rapporteren, zouden aanleiding moeten geven tot bezorgdheid over de veerkracht van populaties’, schrijven de onderzoekers. ‘Er moeten daarom intensievere maatregelen voor natuurbehoud worden genomen om genetische erosie te stoppen voordat er nog meer verliezen optreden.’ Tot de 54 auteurs van de Nature-publicatie behoren minstens vijf in Nederland werkzame onderzoekers, maar helaas is het – ondanks herhaalde pogingen – niet op tijd gelukt om van een van hen een toelichting te krijgen op deze studie.