Door Steijn van Schie - FOTO: CIRO ALBANO - 26-01-2021 - Evolutiebiologie

Soorten zoals de Oostelijke gestreepte manakin (Machaeropterus regulus) ontstonden waarschijnlijk in een gebied met lage biodiversiteit.
Hoewel tropische gebieden rijk zijn aan een grote verscheidenheid aan soorten, lijken nieuwe soorten juist sneller te ontstaan in gematigde milieus waar de diversiteit zelf laag is.
Soortsvorming is sneller op plekken met een lage biodiversiteit. De hoge soortenrijkdom in de tropen komt waarschijnlijk geleidelijk tot stand doordat soorten uit koudere en ruigere milieus migreren naar een warmer en natter klimaat, en daar blijven. Tot deze enigszins tegenintuïtieve conclusie komt een internationaal team biologen 11 december in Science op basis van een reconstructie van de fylogenetische stamboom van schreeuwvogels ofwel suboscines, een orde van zangvogels waartoe een op de drie vogelsoorten in Midden- en Zuid-Amerika behoort.
Musea
‘Het is de meest complete en gedetailleerde stamboom die er tot nu toe is van deze vogelgroep, op basis van ongelooflijk veel dna-materiaal. Alleen dat maakt de studie al Science-waardig’, oordeelt Rampal Etienne, evolutiebioloog bij de Rijksuniversiteit Groningen en niet betrokken bij de publicatie. In de boom zit genetisch materiaal verwerkt van 1.287 van de 1.306 schreeuwvogelsoorten, waarvan het overgrote deel afkomstig is uit musea.
Hotspots
Op zich waren er al eerder aanwijzingen dat soortsvorming niet per se sneller is op biodiversiteitshotspots. Zo wees een Nature -studie in 2007 er bijvoorbeeld al op dat de snelheid waarmee vogel- en zoogdiersoorten ontstaan mede afhangt van de breedtegraad, met minder snelle soortsvorming rond de evenaar. ‘Dit is echter de eerste keer dat soortsvorming direct wordt gekoppeld aan soortenrijkdom, een interessante bevinding’, aldus Etienne.
Er zijn verschillende theorieën die de hogere soortenrijkdom in de tropen kunnen verklaren. Zo is het klimaat rond de evenaar stabieler, waardoor soorten er mogelijk minder snel uitsterven dan in gematigde gebieden, waar het milieu dynamischer en ruiger is. Ook is de draagkracht in de tropen mogelijk groter door de veelvoud aan beschikbare niches.
Ophopen
De Science -publicatie onderstreept echter nog een andere theorie: dat nieuwe soorten sneller ontstaan in droge, instabiele milieus met lage biodiversiteit, migreren naar de tropen en daar vervolgens ophopen. Etienne denkt dat de huidige snellere soortvorming in gematigde gebieden mogelijk is doordat eveneens verhoogde extinctie ervoor zorgt dat het maximum aantal soorten in dit gebied niet gehaald wordt, terwijl dat in de tropen wel gebeurt.
‘Hoewel interessant, wil ik het resultaat ook relativeren: er is inderdaad een trend die de mate van biodiversiteit koppelt aan de snelheid waarmee soorten ontstaan, maar er is ook veel onverklaarde variantie’, legt Etienne uit. ‘Die ruis geeft aan dat er nog veel meer aan de hand is.’
Fout
Ook ontdekte Etienne een methodologische fout in een van de vele analyses. ‘Als ze alle tien clades van de boom los analyseren, vinden ze inderdaad dat in de meeste clades soorten sneller evolueren op plekken van lagere diversiteit, maar niet als ze de gehele boom analyseren. Als ik die analyse uitvoer – waarvan ik de methode zelf heb ontwikkeld – vind ik dat effect wel. Ik heb de eerste auteur er inmiddels op gewezen, en hij gaat de analyse opnieuw doen. Er komt dan waarschijnlijk een kleine aanvulling op het artikel, in ieder geval online, die hun conclusies alleen maar verder onderschrijft.’