Door Gert van Maanen - FOTO: DUBO1494, DUBOIS-COLLECTIE NATURALIS - 17-10-2025 - Nieuws
De opgravingen in Trinil in november 1900. FOTO: DUBO1494, DUBOIS-COLLECTIE NATURALIS
Voor het eerst gaat een grote natuurhistorische collectie retour naar een voormalige kolonie. Wat zijn de overwegingen bij de Dubois-collectie en wat betekent dat voor andere verzamelingen?
‘Vooral de omvang heeft me verbaasd. Ik had wel verwacht dat topstukken als het schedelkapje, dijbeen en kies van Homo erectus terug zouden gaan naar Indonesië. Of misschien alles wat Dubois bij Trinil heeft opgegraven. Maar de complete collectie natuurhistorische objecten? Dat schokt me toch wel en ik vind het ook griezelig, want dit schept toch een precedent. Wat betekent het voor de tienduizenden insecten die ooit in Indonesië zijn verzameld, voor het materiaal van de Siboga-expeditie en ook het herbarium van Naturalis ligt vol met materiaal uit Azië, Zuid-Amerika en Afrika. Je opent toch een soort doos van Pandora’, zegt paleobioloog Jelle Reumer, emeritus hoogleraar paleontologie van vertebraten in Utrecht en voormalig directeur van Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Dit in reactie op het bericht van 26 september dat Nederland ruim 28 duizend artefacten van de Dubois-collectie in Naturalis teruggeeft aan Indonesië (Bionieuws, 3 oktober).
Wereldprimeur
Dat geroofde koloniale kunst of cultureel erfgoed teruggaat naar het land van herkomst voelt anders dan fossielen of andere natuurhistorische objecten, die geen vanzelfsprekende eigenaar hebben en eerder natuurlijk erfgoed of werelderfgoed lijken te zijn. De ‘onvoorwaardelijk teruggave’ van een grote collectie natuurhistorische objecten aan een voormalige kolonie is een wereldprimeur. Er staan nog wel drie verzoeken om teruggave uit bij het Natural History Museum in Londen (Science, 2019): van Chili (resten grondluiaard Mylodon darwinii), Zambia (Broken Hill-schedel van Homo heidelbergensis) en Gibraltar (twee neanderthaler-schedels), maar daar zit weinig schot in. Hoewel de voorzitter van de adviescommissie koloniale collecties Lilian Gonçalves-Ho Kang You nadrukkelijk stelt dat hun advies ‘alleen over de collectie Dubois gaat’, zijn hun overwegingen en andere casussen zeker leerzaam (zie kaders).
De opgravingen vonden dus plaats ‘in de context van een koloniaal systeem dat gestoeld was op geweld’
De Dubois-collectie is afkomstig uit een land waar Nederland destijds koloniaal gezag uitoefende: Indonesië (voormalig Nederlands-Indië). Dubois was daar vanaf 1889 in dienst van het koloniale departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid om zoektochten naar fossielen te leiden. Ter assistentie krijgt hij twee officieren van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger toegewezen en maakt hij gebruik van lokale arbeiders en dwangarbeiders. Op de plek waar de belangrijkste vondsten zijn gedaan, de vindplaats Trinil in een bocht van de Solo-rivier (foto boven), is volgens het rapport sprake van ‘dertig tot veertig gevangenen’, die onder ‘zeer zware omstandigheden’ werden tewerkgesteld. Ook is sprake van diefstal van fossielen, weigering van de lokale bevolking om vindplaatsen aan te wijzen, zijn de opgravingen deels verricht op gronden waar ook de lokale bevolking aanspraak kon maken en zijn er geen aanwijzingen gevonden dat compensatie is betaald. De opgravingen vonden dus plaats ‘in de context van een koloniaal systeem dat gestoeld was op geweld, uitbuiting en ongelijke machtsverhoudingen’. Allemaal argumenten die het volgens de commissie aannemelijk maken dat de fossielen ‘tegen de wil van de bevolking zijn weggenomen’ en die hiermee ‘onrecht is aangedaan’.
Eigendomsoverdracht
In de conclusie noemt de commissie dat oordeel pas als tweede. Het eerste oordeel is dat het ‘aannemelijk is dat de Dubois-collectie nooit eigendom van de Nederlandse staat is geworden’. Dit is gebaseerd op een complex juridisch dossier dat er op neerkomt dat Dubois in dienst was van een koloniale overheid dat gescheiden van het moederland functioneerde. Hij kreeg hiervan toestemming de fossielen mee naar Nederland te nemen om te determineren en beschrijven. Pas daarná zou overdracht aan de Nederlandse regering plaatsvinden, waarschijnlijk mede om hem te bewegen deze klus snel te klaren. Omdat Dubois in 1940 overleed ‘zonder de bewerking van de collectie te hebben voltooid’ is er nooit sprake geweest van eigendomsoverdracht. Dus was Nederland vanaf 1940 formeel ‘houder van de collectie voor de Nederlands-Indische regering’. Dit is dertig jaar later wel verjaard, maar zorgt nog niet dat de houder de nieuwe eigenaar wordt, al kan de oude eigenaar het eigendom ook niet meer afdwingen. Een juridische impasse die nu wordt doorbroken door teruggave van de collectie aan Indonesië, inclusief metadata ‘in het kader van herstel van onrecht’. De historici Caroline Drieënhuizen (Open Universiteit) en Fenneke Sysling (Universiteit Leiden), die met publicaties en opiniestukken aanjagers waren van de teruggave (zie Bionieuws 3, 2023), constateren tevreden dat hun inspanningen impact hebben gehad. ‘We zien dat het onrecht van onvrijwillig bezitsverlies de sleutel is in het advies’, zegt Sysling, ‘maar vinden dat het argument van de grote culturele waarde voor Indonesië wel wat ondergesneeuwd is geraakt.’ ‘Wetenschappers moeten zich realiseren dat natuurhistorische objecten, zodra ze die verzamelen, ook cultuurhistorische objecten worden’, stelt Drieënhuizen. Dat betekent volgens hen vooral dat natuurwetenschappers altijd de discussie over de herkomst en betekenis van hun collecties moeten aangaan.
Fouten
Dubois-expert en Naturalis-gastmedewerker Paul Albers ontdekte enkele storende fouten in het commissierapport, maar juicht de teruggave op zich toe. ‘Vooral omdat het gebrek aan toegang tot collecties schadelijk is geweest voor de ontwikkeling van de wetenschap in Indonesië. Als jonge wetenschappers in voormalige koloniën straks hun biodiversiteit willen beschermen, hebben ze vergelijkingsmateriaal nodig en die ligt nu grotendeels in torens in Leiden, maar ook in Londen, Parijs, Frankfurt en Berlijn. Ik heb de commissie gesuggereerd zulke collecties voorlopig in bruikleen te laten waar ze zijn en honderd jaar te nemen voor overdracht. Want alleen met verslepen, schiet niemand echt op’, aldus Albers. ‘Het is een illusie te denken dat je daarmee alle gevolgen van kolonialisme terugdraait.’
Holotype-maashagedis in Parijs
Het type-exemplaar van Mosasaurus hoffmanni ligt nu verweesd in Muséum National d’Histoire Naturelle van Parijs. Het fossiel met twee spectaculaire kaken (foto) komt uit het kalksteen van de Sint-Pietersberg bij Maastricht. Na de vondst in 1778 belandde het in het naturaliënkabinet van het Sint-Servaaskapittel. Men dacht dat het een krokodil betrof. Het werd zo’n iconisch fossiel, omdat veel beroemde geleerden speculeerden over de status van het uitgestorven dier: zo zag de Groninger zoöloog Petrus Camper er een tandwalvis in, maar herkende de Franse anatoom George Cuvier het als (hagedisachtig zee)reptiel. Dat Cuvier het beroemde fossiel kon bestuderen, komt doordat Franse troepen het in 1794 als oorlogsbuit en trofee meenamen uit Maastricht. Het is tot Frans nationaal erfgoed verklaard en in 2009 mocht het Grand Animal de Maestricht – alleen onder strikte terugkeergaranties – in een tijdelijke expositie even terugkeren in zijn vindplaats. Eind 2023 stuurde de gemeente Maastricht, via het Nederlands kabinet, de Fransen een officieel verzoek om teruggave. Het bleef lang stil, maar afgelopen februari meldde wethouder Bastiaens dat het fossiel in 2026 in ‘lange bruikleen’ in Natuurhistorisch Museum Maastricht zal neerstrijken. De maashagedis krijgt daar gezelschap van zijn verwanten Bèr, Lars, George, Pieter en Sjors: maar voor hoelang?

Mosasaurus hoffmanni-fossiel in het Muséum National d’Histoire Naturelle van Parijs. Foto: Agnes Iatzoura, MNHN
Urker schedels in Utrecht
Tot 2010 beschikte het Universiteitsmuseum Utrecht over een collectie van zes Urker schedels, afkomstig van een kerkhof in Urk. Aan drie hiervan doet hoogleraar biologie Pieter Harting van de Utrechtsche Hoogeschool schedelmetingen om ‘onvervalschte’ kenmerken van de vroege bewoners van Nederland te achterhalen en constateert in 1853 aan de hand hiervan dat de eilandbewoners waarschijnlijk niet van Keltische oorsprong zijn. Een Hilversumse huisarts bezorgt Harting nog drie Urker schedels, die hij heeft ontvreemd van het Urker kerkhof, door ze stiekem te verwisselen voor meegenomen schedels. In 2006 verschijnt een verhaal over de gestolen schedels in het boekje Zoutzoet over de inpoldering van Urk. Dit leidt een jaar erna tot een bezoek van een delegatie uit Urk (foto) en de instelling van het Comité Urker Schedels, dat in 2008 een officieel verzoek tot teruggave indient. Het Utrechtse museum reageert aanvankelijk terughoudend, vanwege het wetenschapshistorisch belang van de collectie. Maar als de Ethische Commissie van de Nederlandse Museumvereniging adviseert de schedels over te dragen, maakt de universiteit nauwgezette afgietsels en draagt de zes originele schedels over. Die zijn op 20 juli 2010 in besloten kring bijgezet bij het Kerkje aan de Zee, met uitkijk op het Urker Vissersmonument en het IJsselmeer.

Urker delegatie bekijkt in 2007 de schedels in het Universiteitsmuseum Utrecht. Foto: Comité Urker Schedels
Langnekdino’s in Berlijn
Het is al bijna negentig jaar dé trekpleister van het Berlijnse Museum für Naturkunde (MfN): het skelet van ‘Oskar’, de sauropode Giraffatitan (voorheen: Brachiosaurus ) brancai die staat opgesteld in de centrale binnenplaats (foto). Het skelet bezit met dertien meter hoogte een wereldrecord, maar is ook besmet met een koloniaal verleden: het is afkomstig van de Duitse Tendaguru-expeditie die van 1909 tot 1913 een rijke vindplaats aan Jura-fossielen exploiteerde in Zuid-Tanzania, toen onderdeel van de Duitse kolonie DeutschOstafrika. Onder leiding van Duitse expeditieleiders hebben lokale arbeiders 230 ton aan beenderen blootgelegd van dinosauriërs, waaronder meerdere complete langnekdino’s. Rond tien jaar geleden ontstond er discussie of deze fossielen niet terug moesten naar Afrika, hoewel de regering in Tanzania dat zelf als ‘niet-realistisch’ beoordeelde. Het leidde bij het museum tot zelfreflectie, tot onderzoek naar de koloniale context van de collectie en in 2015 tot de opzet van het Research and Responsibility-project. Dat streeft ernaar de Tendagurufossielen en alle gearchiveerde documentatie wereldwijd digitaal beschikbaar te stellen voor natuur- en sociaalwetenschappelijk onderzoek. Ook steunt het museum met reisbeurzen, bijeenkomsten en trainingen het beheer van en onderzoek aan collecties in voormalige koloniën. MfN nam tevens het initiatief tot TheMuseumsLab.org, een platform dat sinds 2021 structurele veranderingen in de Afrikaans-Europese relaties in de museumsector stimuleert.

Skelet van Giraffatitan in het Berlijnse Museum für Naturkunde. Foto: Richard Mortel