Elisabeth Bik: ‘Dat ik zoveel vind komt vooral doordat ik iemand ben die zo gek is om in haar vrije tijd twintigduizend papers door te spitten.’ Foto: MichelNCo

 

Jarenlang werkte ze zelf als microbioloog, nu besteedt Elisabeth Bik haar tijd aan het zoeken naar dubieuze foto’s in wetenschappelijke artikelen. ‘Ik stel alleen kritische vragen.’

 

Een westernblot waarbij verschillende bandjes precies hetzelfde zijn, of hetzelfde maar dan op z’n kop. Twee celweefselfoto’s waarbij foto A de uitgerekte versie van foto B is. Dit is het soort eigenaardigheden dat microbioloog Elisabeth Bik in papers tegenkomt en deelt op Twitter met de vraag: ziet u hier ook iets geks? ‘Meestal zien Twitteraars dezelfde problemen, soms nog meer. Het is natuurlijk wel makkelijker als je al weet dat er iets met de afbeelding aan de hand is – voor elke foto die ik post heb ik er ook al vijftig bekeken waar ik niks bijzonders in zag.’

 

Toch denkt Bik, ooit gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht/RIVM maar daarna vertrokken naar Amerika waar ze lange tijd aan Stanford werkte, niet dat ze een speciaal talent heeft. ‘Dat ik zoveel vind komt vooral doordat ik iemand ben die zo gek is om in haar vrije tijd twintigduizend papers door te spitten.’ Daarmee refereert Bik aan haar publicatie van 2016 in mbio. Van de twintigduizend papers tussen 1995 en 2014 die ze daarvoor bekeek, vond ze er zo’n achthonderd met problemen in de plaatjes die ook coauteurs Arturo Cassadevall en Ferric Fang herkenden.

 

Gemist
Al die plaatjes zijn gepubliceerd in wetenschappelijke artikelen, en dus gemist door zowel journal-editors als reviewers. Terwijl een paper scannen op beeldmanipulatie volgens Bik helemaal niet zoveel tijd kost: ‘Met een review ben ik al gauw een paar uur bezig, maar de plaatjes doorkijken kost hoogstens een paar minuten. Ik denk dat veel reviewers er überhaupt niet naar kijken.’

 

Dat is dan ook een van Biks drijfveren: het creëren van bewustwording. Maar belangrijker nog vindt ze het opschonen van wetenschappelijke literatuur. ‘Anderen roepen vaak “Aan de schandpaal!”, maar dat is niet mijn punt. Natuurlijk denk ik bij sommige plaatjes wel: dit kan haast geen honest mistake zijn. Maar ik beschuldig niemand van fraude; ik stel alleen kritische vragen. Het is belangrijk dat gepubliceerde data klopt – straks doet iemand jaren onderzoek met als startpunt gemanipuleerde data van een ander.’

‘Als je maar goed genoeg fotoshopt dan zie ik het ook niet meer’


Druk
Sinds 2004 lijkt beeldmanipulatie enorm toegenomen, maar het is nu weer op z’n retour. ‘Zodra mensen weten dat erop gelet wordt zullen ze minder gauw dubieuze plaatjes gebruiken denk ik. De eerdere toename kwam waarschijnlijk doordat het vroeger gewoon veel lastiger was foto’s te manipuleren. Toen ik bij het RIVM werkte moest je nog met je data naar de fotograaf, en tijdschriften accepteerden ook nog geen digitale foto’s.’

 

Als Bik dubieuze foto’s vindt, checkt ze altijd nog een paar papers van de eerste en laatste auteur. ‘Vaak vind ik er dan nog meer. Als dat voor papers met dezelfde laatste auteur geldt dan zou het goed kunnen dat hij of zij veel druk legt op onderzoekers. Als die zegt “ik wil aanstaande vrijdag goede resultaten zien”, dan denkt een postdoc misschien “dan manipuleer ik de data maar, want straks ben ik m’n baan kwijt” – PhD’s en postdocs zijn enorm afhankelijk van hun groepsleider, ook voor de rest van hun carrière.’ Daarbij merkt Bik op dat we in Nederland wellicht wat mondiger zijn dan elders. ‘Dat helpt mij denk ik ook wel bij dit werk.’


Moed
‘Een beetje moed heb je hier wel voor nodig. Mijn kritiek op plaatjes in papers van de Chinese immunoloog Cao Xuetao had ik onder mijn eigen naam op PubPeer gezet. Toen pas kwam ik erachter dat dit echt een topwetenschapper is – dus ik was wel even bang dat bijvoorbeeld de Chinese overheid me dit niet in dank zou afnemen.’ Wellicht demotiverend daarbij is dat van de achthonderd papers uit het mbio -artikel, die Bik allemaal rapporteerde bij de desbetreffende journals, nog maar 30 procent is teruggetrokken of gecorrigeerd. ‘Ik ben van plan daarover een nieuw artikel te schrijven. Vooralsnog lijkt kritiek openbaar delen eigenlijk beter te werken.’


Ondanks alles heeft Bik nog wel vertrouwen in de wetenschap. ‘Ik vind bij ongeveer 4 procent van de papers dubieuze plaatjes. Daarvan is misschien 2 à 3 procent echt opzettelijk gemanipuleerd, zo heel veel is dat nou ook weer niet. Aan de andere kant: als je maar goed genoeg fotoshopt dan zie ik het ook niet meer. Laatst vond ik een westernblot waarbij niet in de bandjes, maar in de achtergrond overlap zat – dat beeld lijkt dus toch gemanipuleerd. Nota bene een Nature -paper van een Harvardwetenschapper.’


Anti-dopingbeleid
Voor zichzelf wil Bik niet te ver in de toekomst kijken, al blijft ze voorlopig nog wel met dit werk doorgaan. Ze heeft wel ideeën voor hoe beeldmanipulatie in de toekomst voorkomen kan worden: ‘Er zou eigenlijk een soort internationaal instituut moeten zijn, zoals er ook voor anti-dopingbeleid is. En overal dezelfde richtlijnen voor het terugtrekken van papers. Ik zie mezelf niet als degene die zoiets gaat oprichten, maar ik zou er wel graag over meedenken.’