Coco de Mer - het zaad van de zeekokosnootboom (Lodoicea maldivica) van de Seychellen. Foto: Naturalis Biodiversity Center

 

Serie: Uit de schatkamer

 

Grasduinen langs 42 miljoen objecten in de collecties van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie – Naturalis, 1820 – 2020

 

AFLEVERING 4: PLANTEN (HERBARIUM LEIDEN)

COLLECTIE: Plantae (Herbarium Leiden)
AANTAL EXEMPLAREN: bijna 4 miljoen
TOPSTUK: Meloencactussen – (Melocactus macracanthos)
AANTAL HOLOTYPES: 14.665
BEHEERDER: Roxali Bijmoer

 

‘Eigenlijk zit ik op bijna alle planten en een paar aanverwante groepen als schimmels, algen, mossen en korstmossen’, vertelt collectiebeheerder Roxali Bijmoer. In totaal beslaat de plantencollectie van Naturalis zo’n 6 miljoen exemplaren en 160 duizend dozen, opgeslagen in 12 depots en verdeeld over 5 verdiepingen. ‘Zo blijf ik in beweging’, glimlacht Bijmoer, ‘tijdens de recente verhuizing liep ik dagelijks zeker 10 kilometer op mijn werk.’ De collectie is sinds 1991 samengevoegd tot Nationaal Herbarium Nederland uit de botanische collecties van Utrecht, Wageningen en Leiden, maar zit pas sinds 2019 op één locatie. Het Wageningse Herbarium Vadense heeft in deeltijd een onderzoeker als beheerder, maar over de rest van het nationaal herbarium voert Bijmoer de scepter. ‘De grootste collectie is die uit Leiden, met een focus op Zuidoost-Azië’, weet Bijmoer. ‘We hebben hier wilde planten die zijn verzameld op Java, op plaatsen die toen nog niet in cultuur waren gebracht.’

 

Cultuurhistorisch heel bijzonder zijn ook de 45 Japanse beschilderde houtmonsters van Von Siebold, het ingebonden En Tibi-herbarium van rond 1550 uit Bologna en het bijna net zo oude herbarium van de Brabantse apotheker Petrus Cadé. Visueel springen vooral de collecties zaden in potjes, plantenmodellen en gebruiksvoorwerpen uit de collectie Economische Botanie eruit. Het grootste deel van de collectie betreft echter herbariumvellen, keurig in dozen gestapeld in bijna oneindige rijen stellingkasten. ‘Ze staan systematisch ingedeeld bij elkaar, dus als ze door herindeling in een ander genus belanden, dan moeten ze verhuizen. Niet meteen, we wachten even op echte consensus, anders blijf je bezig’, vertelt Bijmoer. Ze staat stil bij de verzameling meloencactussen. ‘Die zijn eind 19de eeuw verzameld en deels ook opgekweekt door de Leidse botanicus Suringar. Hij kwam op zo’n tweehonderd soorten, maar die zijn nu allemaal – gelukkig ruim na zijn dood – weer bij elkaar geharkt tot één soort. Cactussen zijn buitenbeentjes, want je moet ze uithollen om ze te kunnen bewaren.’ De cactuscollectie is zeker bijzonder, maar Bijmoer vindt het lastig om ze tot topstukken te verheffen. ‘Het zijn allemaal topstukken, alle exemplaren zijn mij echt even lief. Ik verveel me hier nooit. Kijk daar, een Coco de Mer van de Seychellen. Beroemd vanwege de erotische prikkelende verschijningsvorm, maar voor botanici natuurlijk gewoon het grootste plantenzaad ter wereld.’