Door Gert van Maanen - FOTO: IMAGESELECT - 29-05-2021 - Microbiologie
Net als vorig jaar duiken de infectiecijfers van covid-19 in mei flink naar beneden. Wijst dit op een seizoenseffect en zegt dit iets over het virus of het gedrag van mensen?
Dat covid-19 géén onschuldig seizoensgriepje is, zit bij verstandige mensen al wel stevig tussen de oren. Toch lijkt de ontluikende lente in Nederland wel een gunstig negatief effect te hebben op virusverspreiding. Niet zo vreemd, want ook van vier andere coronavirussen is bekend dat ze vooral in de winter optreden en relatief onschuldige verkoudheid veroorzaken. Milde luchtwegaandoeningen die bij het intreden van het voorjaar als sneeuw voor de zon verdwijnen. Is ook bij covid-19 sprake van een seizoenseffect op infecties en zegt dit dan vooral iets over eigenschappen van het virus of over het gedrag van mensen?
Viroloog en virusontdekker Lia van der Hoek van Amsterdam UMC, isoleerde in 2014 het derde seizoensgebonden coronavirus, HCoVNL63
‘Toevallig hebben we vrij recent over het seizoenseffect gepubliceerd (Nature Medicine, 14 september 2020, red.). Van de vier seizoensgebonden coronavirussen is het seizoenseffect algemeen bekend, net zoals bij griep dat ook voornamelijk in de winter voorkomt. Er zijn hypotheses genoeg over de oorzaak van de seizoens-voorkeur maar dat is best lastig te onderzoeken. Vraag is of coronavirussen werkelijk minder infecties geven in de lente en zomer, of dat de infecties jaarrond doorgaan maar dan met minder of geen symptomen.
‘Tegen de achtergrond van de seizoensdiscussie bij sars-cov-2 hebben we hiernaar gekeken. Wij hebben serummonsters bekeken uit een hiv-studie, die gedurende 35 jaar ieder half jaar zijn afgenomen bij tien mensen. Zo kunnen we over de seizoenen terugkijken: hoe vaak en in welke maanden kregen mensen een herinfectie met seizoensgebonden coronavirussen. Dan zie je overduidelijk dat het aantal infecties steeds terugvalt tussen mei en september.
‘Dat zowel in 2020 en ook nu weer in mei het opeens zoveel beter gaat met covid-19, wijst sterk op een seizoenseffect. Het kan niet een simpel effect zijn van hogere temperatuur of meer zonuren, gezien de toestanden in Brazilië en India. Omdat vier coronavirussen in landen met een gematigd klimaat zo duidelijk aan het winterseizoen zijn gebonden, is het best logisch dat dit ook voor sars-cov-2 opgaat. De hypothese is dat dit seizoenseffect een gevolg is van interacties tussen virus en gastheer, maar welke? Een leuke hypothese is dat het komt doordat er bij de overgang van winter naar voorjaar veel meer pollen in de lucht komen, en door de pollen is een gastheer mogelijk minder bevattelijk voor een infectie.’
Data-onderzoeker Martijn Hoogeveen, ondernemer, geassocieerd onderzoeker bij de Open Universiteit en eerste auteur van een publicatie die stelt dat pollen goede voorspellers zijn van griepachtige epidemieën, inclusief covid-19 (Science of the Total Environment, 10 februari)
‘Mijn interesse werd gewekt door berichten dat het RIVM in 2020 geen seizoenseffecten meenam, omdat daar nog geen consensus over bestond. Dat is natuurlijk ook lastig voor een virusziekte die nog maar net uitbrak. Het idee van de pollenhypothese is dat de toename van allergenen in het voorjaar bij veel mensen het immuunsysteem op scherp zet, waardoor als een soort bijvangst ook de verspreiding van griep- en verkoudheidvirussen wordt beperkt. Voor zulke seizoensvirussen hebben we tijdreeksen van 2016 tot en met 2020 gebruikt en gekeken naar relaties met pollengegevens en meteorologische data, zoals temperatuur en uv-licht. Hieruit blijkt dat voor Nederland de verspreiding van het aantal griepgevallen het sterkst gecorreleerd is met een verhoogde hoeveelheid pollen in de lucht. Uv-instraling is een belangrijke co-factor, terwijl hoge luchtvochtigheid een averechts effect heeft.
‘In een preprint, ingediend bij One Health, laten we nu zien dat de relatief korte tijdreeksen van covid-19-incidentie zeer significant en sterk gecorreleerd zijn aan gemiddelde tijdreeksen van griepachtige ziekten in Nederland. Onze conclusie is daarom dat covid-19 zich in een gematigd land als Nederland net zo gedraagt als een seizoensgebonden griep. De pieken vallen allemaal tijdens het griepseizoen en de dalen liggen er allemaal buiten.
‘Het RIVM weegt nu het seizoenseffect een beetje mee in hun voorspellingen. Wat mij betreft doen ze dat nog wel vrij conservatief, maar dat snap ik ook wel, want vooralsnog zijn het maar correlaties. Ik ben allang blij dat ze er nu iets mee doen.’
Modelleur Jacco Wallinga, hoofd modellering infectieziekten bij het RIVM en bijzonder hoogleraar mathematische modellering van infectieziekten in Leiden
‘Vanaf het begin af aan was ons al duidelijk dat er bij sars-cov-2 sprake kon zijn van een seizoenseffect. Dat is niet zo raar omdat het ook bij andere coronavirussen optreedt. Onze modellen zijn in de eerste plaats bedoeld voor beleidsadvies. Wat wij vooral proberen te volgen is het reproductiegeval, omdat je daaraan kunt zien hoe snel het virus zich verspreidt. Het inschatten van seizoenseffecten is wel eerder gedaan voor influenza. Daarbij zie je dat de verspreiding zo’n 10 procent hoger ligt in de winter en 10 procent lager in de zomer. Zeker een effect, maar ook niet een enorm groot effect. Bovendien is het iets waar je niks aan kunt doen: we kunnen nu eenmaal niet de buitentemperatuur buiten wat hoger zetten en de luchtvochtigheid wat lager.
‘We nemen temperatuur en luchtvochtigheid nu wel mee in de modellen. Puur op basis van bevestigde correlaties, maar dat zegt weinig tot niks over een causaal verband. Er kunnen effecten zijn op de replicatie van het virus, misschien zijn er omstandigheden waardoor druppeltjes langer blijven hangen en seizoenen hebben invloed op het gedrag van mensen. Het is leuk als je de oorzaak weet, en de wetenschap moet daar vooral naar blijven zoeken, maar wij hoeven het voor onze modellen niet per se te weten.’
Wiskundige en epidemioloog Martin Bootsma, werkt bij UMC Utrecht onder meer aan een exitstrategie voor de coronacrisis
‘Het is onwaarschijnlijk dat seizoenseffecten bij covid-19 géén rol spelen, maar het is omgeven met veel onzekerheden. Het virus functioneert bij kou iets beter en er zijn effecten op het aantal contacten en hoe lang mensen in de nabijheid van elkaar zijn. Het is een complex van eigenschappen van het virus en gedrag van mensen, die het eindresultaat bepalen. In modellen moet je niet te veel in detail maar vooral op grote schaal kijken. Vergeleken met andere factoren is het seizoenseffect niet zo groot, per saldo gaat het hooguit om een paar procenten. In onze modellen voor een exitstrategie spelen ze eigenlijk geen rol. Het grootste effect is te verwachten van de vaccinatiegraad. Wat dat betreft zijn seizoenseffecten niet relevant om naar te kijken.’