Het krill bij Spitsbergen is ’s nachts gevoeliger voor lichtverschillen.

 

De dagelijkse migraties van Arctische krill zijn mogelijk dankzij minieme lichtverschillen.

 

Ook al verandert er gedurende een etmaal nauwelijks iets aan het licht tijdens de donkere poolwinter, toch is het genoeg voor Arctische krill (Thysanoessa inermis) om een circadiaan ritme vast te houden. De garnaalachtige beestjes blijken ’s nachts gevoeliger voor lichtverandering dan overdag, wat hen waarschijnlijk helpt om hun dagelijkse migraties van diep naar minder diep water te timen (Plos Biology, 19 oktober). Dat het tijdens de poolnacht inderdaad vrij donker is rond Spitsbergen, blijkt als een internationaal wetenschapsteam hier dagelijkse lichtverschillen meet vanaf de eilandengroep en vanaf een onderzoeksschip. Toch blijft de zon een subtiel, maar meetbaar dag-nachtritme veroorzaken.

 

Voor T. inermis is dat genoeg. Lokaal gevangen exemplaren blijken in het lab ’s nachts beter lichtverschillen te detecteren dan overdag. Dit ritme timen ze op het ritme van de zon; als de diertjes een tijdje in het donker zijn gehouden en vervolgens aan een kunstmatig lichtregime met natuurlijke intensiteit worden blootgesteld, passen ze hun lichtgevoeligheid aan op het nu geldende dag-nachtritme. Dat verschil in lichtgevoeligheid komt goed van pas. Zo kan het krill goed vaststellen wanneer het tijd is om van nachtelijke foerageerplekken naar dieper water te verhuizen, waar de dieren overdag veiliger zijn voor predatie. Bovendien maakt T. inermis ’s nachts bij het jagen gebruik van bioluminescentie. Overdag raken ze juist minder snel verward door lichtverschillen van bijvoorbeeld langstrekkende wolken.