Met het nieuwe digital fossil-mining (rechts) werden fossiele inktvissnavels zichtbaar die op gewone CT-scans verborgen blijven.

Pijlinktvissen veroverden hun plek in het mariene ecosysteem lang voordat hun gepantserde verwanten – ammonieten – na de meteorietinslag het wereldtoneel verlieten.

Niet pas ná de meteorietinslag veroverden pijlinktvissen het mariene milieu, maar al 100 miljoen jaar geleden bleken ze ecologisch dominant. Dat concluderen Japanse onderzoekers door met nieuwe digitale technieken honderden pijlinktvisfossielen bloot te leggen (Science, 26 juni). Tot nu toe ging men ervan uit dat deze groep pas na de massa-extinctie van 66 miljoen jaar geleden tot bloei kwam, toen ammonieten en belemnieten het veld ruimden.

De nieuwe methode – digital fossil-mining – werkt door grond laagje voor laagje te vermalen, waarbij men elke microlaag eerst scant voordat hij verdwijnt. Daardoor kunnen de onderzoekers een soort digitale 3D-kopie maken van het binnenste van gesteente. In dit geval levert dat beelden op van structuren van chitine die eerder nauwelijks uit gesteente te onttrekken waren. In totaal kwamen zo 263 fossiele bekken van pijlinktvissen aan het licht, verdeeld over 40 soorten, 23 geslachten en 5 families.

TENTAKELS

Het betreft fossielen uit twee hoofdgroepen van pijlinktvissen: de zogeheten Oegopsida, soorten die vooral in open en dieper water leven en vaak haken of ruwe zuignappen op hun tentakels hebben, en Myopsida die juist voornamelijk in ondiepe kustwateren voorkomen en doorgaans gladde zuignappen hebben. Het materiaal laat zien dat deze twee groepen zo’n 100 miljoen jaar geleden al een snelle adaptieve radiatie doormaakten. De morfologische variatie onder vroege Oegopsida wijst op snelle evolutionaire veranderingen, waarbij sommige vormen bouwkenmerken bezitten die later weer verdwijnen. Daarentegen lijken de vroegste Myopsida al sterk op moderne soorten, met kenmerken die grotendeels overeenkomen.

Tot nu toe dateerden de oudste vondsten van Oegopsida en Myopsida uit respectievelijk het Laat-Krijt en het Eoceen, maar deze studie schuift die data nu met respectievelijk 15 en 55 miljoen jaar terug. De pijlinktvissen domineerden op dat moment waarschijnlijk al het mariene milieu: hun fossiele resten overtreffen in aantal die van ammonieten én beenvissen in dezelfde afzettingen.

JAGERS

Waar de fossiele archieven van ammonieten en belemnieten rijk zijn, laten zachtlijvige inktvissen nauwelijks sporen na. Mede daardoor werd lang gedacht dat de snelle, slimme jagers pas na de uitsterving van ammonieten en belemnieten hun kans grepen. Deze studie suggereert juist het tegenovergestelde: de zachtlijvige inktvissen begonnen hun gepantserde verwanten al lang vóór de meteorietinslag te verdringen.

Zie ook:
-Filmpje over het digitaal opsporen van fossielen in gesteente. Facebook Science,