Arabische babbelaars zoeken steeds vaker de koelte van de schemering op. Foto: Zvika Ben-Haim.

Arabische babbelaars verschuiven hun dagritme naar de koelste uren van de woestijn, maar botsen daarbij op de grenzen van het donker.

Arabische babbelaars beginnen hun dag steeds vroeger naarmate de woestijn warmer wordt. Dat schrijven Duitse en Israëlische biologen in Proceedings of the Royal Society B van 12 november.

In de Israëlische Arava-woestijn volgden ze 27 groepen van de sociale zangvogel Argya squamiceps tijdens 250 ochtenden en 151 avonden. De dieren begonnen en eindigden hun dag steevast binnen 45 minuten rond de ochtend- en avondschemering, maar nooit in volledige duisternis. Na hete dagen verlieten ze hun slaapboom eerder en keerden later terug, een verschuiving die sterk samenhing met de gemiddelde temperatuur van de voorafgaande 24 uur.

Klimaatgegevens van 1994 tot 2025 laten zien dat de zomers in het studiegebied ongeveer 2 graden Celsius zijn opgewarmd. Tussen de eerste en laatste onderzochte zomers (2012-2014 en 2024-2025) vervroegden de babbelaars hun ochtendactiviteit met gemiddeld 8,8 minuten. Daarmee benutten ze de koelste uren van de dag, maar de duisternis vormt een harde grens: vroeger opstaan betekent foerageren bij te weinig licht en verhoogd risico op predatie.

De onderzoekers spreken van een ‘heat versus dark trap’ waarin verdere aanpassing beperkt is voor dagactieve woestijnsoorten.