100 jaar Vakblad voor Biologen

Er zit een wereld van verschil maar ook een stevige rode draad tussen het Vakblad voor Biologen van 1919 en het Bionieuws van nu.

‘Het is nog steeds noodig het samenhoorigheidsgevoel onder de biologen aan te wakkeren, dat, als ik het wel zie, bij hen zwakker is ontwikkeld dan onder de beoefenaren van andere wetenschappen’, schrijft de Leidse histoloog en eerste hoofdredacteur van het Vakblad voor Biologen Aemilius Bernardus Drooglever Fortuyn bij het 10-jarig jubileum in 1929. Een wens die ook al doorklinkt in de extreem korte toelichting die de Amsterdamse dierkundige Max Weber in 1919 in het eerste artikel geeft over het verschijnen van het Vakblad : ‘Ik vertrouw, dat niet weinigen daarin een herwonnen band zullen zien, die in dezen tijd van specialisatie, dier- en plantkundigen weer inniger verbinden zal in hun denken en streven, dat zooveel gemeenschappelijks heeft.’ Weber duikt vervolgens – ook heel typerend voor biologen – meteen in de inhoud en verhaalt over de biogeografie van koraalriffen waarbij hij en passant al de grote gevolgen van klimaatverandering en zeespiegelstijgingen aanstipt.

 

Het Vakblad wil biologen informeren over de stand van zaken in de wetenschap en ook de onderlinge persoonlijke verbindingen aanhalen. Het eerste gebeurt vooral in de vorm van hoofdartikelen, boekbesprekingen en referaten, het tweede door onder de kop ‘vakbelangen’ congressen en andere bijeenkomsten te melden en door een enorm uitgebreide personaliarubriek. In de personalia staan niet alleen aanstellingen en veranderingen in functies, maar worden soms ook reizen en reeds afgelegde werkbezoeken en excursies gemeld. ‘Als iemand overleed kon je met oude jaargangen van het vakblad in de hand al een groot deel van de necrologie schrijven. Je kan van veel biologen precies zien wat ze hebben gedaan vanaf het moment van afstuderen’, herinnerde oud-redactiesecretaris en eindredacteur Simon de Jager zich in 2002, bij het 10-jarig bestaan van Bionieuws . Hij was vanaf 1965 ‘bijna dertig jaar de stuwende kracht’ en ‘de uit hardhout gesneden verpersoonlijking van het Vakblad voor Biologen ’, aldus oud-hoofdredacteur Jelte van Andel in een In Memoriam in 2010.



‘Als iemand overleed kon je met oude jaargangen van het vakblad in de hand al een groot deel van de necrologie schrijven’



De toon in de personaliarubriek is vaak opmerkelijk collegiaal en relativerend, zoals een In Memoriam over de beroemde Amsterdamse plantengeneticus Hugo de Vries uit 1934 illustreert. ‘Ook de grooten onder ons zijn sterfelijk. Maar hun heengaan wekt andere en wijdere gedachten, dan het sterven van iemand, wien een bescheidener plaats in de menschenmaatschappij was toegewezen.’ Het ons-kent-ons-gehalte van het voor en door biologen geschreven vakblad was heel hoog. De hoogte van salarissen in verschillende functies worden gedeeld, een zoöloog vraagt of iemand hem aan levende meeltorren kan helpen en plantenziektekundige Johanna Westerdijk doet de lezers de groeten uit Nederlands-Indië. In november 1973 publiceert etholoog en oud-hoofdredacteur Niko Tinbergen mede namens zijn vrouw vanuit Oxford nog een bedankje ‘om alle gelukwensen te beantwoorden die ons van Nederlandse vrienden en kollega’s hebben bereikt naar aanleiding van de toekenning van de Swammerdam medaille en van de Nobel Prijs voor Medicijnen aan de Ethologie’. Hij verontschuldigt zich nog voor deze manier van antwoorden, maar ‘ I’m snowed under ’. Hij gebruikt zijn korte berichtje ook nog om de Nederlandse biologengemeenschap een hart onder de riem te steken: ‘Het is mij onbegrijpelijk, en een grote teleurstelling, dat in Nederland, waar zowel de Ecologie als de Ethologie zulke befaamde beoefenaren hebben, het onderwijs in de Biologie op Middelbare Scholen beknot dreigt te worden’, aldus Tinbergen. ‘Mogen deze whole animal sciences spoedig de belangrijke plaats innemen die de maatschappij hun verschuldigd is.’



HUISBLAD

De banden tussen biologen op de universiteiten en leraren biologie is een andere rode draad van het Vakblad . Voor de in 1927 opgerichte Vereeniging van Leeraren in de Biologie (VeLeBi) zal het Vakblad hiervoor jarenlang als huisblad fungeren. Dat geldt ook weer vanaf 2006 als het onderwijsblad Niche – zelf opvolger van het uit het Vakblad voorgekomen Bulletin voor het onderwijs in de biologie – weer in Bionieuws opgaat. In het blad verschijnen berichten over tal ver vernieuwingen rond het onderwijs in de natuurlijke historie, plant- en dierkunde en biologie die over de HBS en andere middelbare scholen worden uitgestrooid. Ook bericht het blad ruimschoots over de problematiek van onbevoegde leerkrachten biologie, gedoe rond examens en de start van de opleiding van eerstegraadsleraren biologie. Van meer praktisch nut voor biologieleraren zijn artikelen over de inrichting van het practicumlokaal, over onjuistheden in leerboeken en over lesmaterialen als beeldstroken, dia’s, grammofoonplaten, film en de eerste biologielessen op de televisie.

 

Voor wat betreft het wetenschappelijk onderwijs in de biologie kan het Vakblad en erfvolger Bionieuws bogen op een vrijwel onafgebroken reeks vermeldingen van de instroom aan eerstejaarsbiologiestudenten vanaf de start in 1919 tot nu. Dat begon met 61 plant- en dierkundestudenten aan de vier klassieke universiteiten van Amsterdam, Groningen, Leiden en Utrecht en komt na een exponentiële groeispurt vanaf de jaren vijftig uit op 1100 eerstejaarsbiologiestudenten in 2018. Ook de start van biologieopleidingen aan de Vrije Universiteit (1951), Nijmegen (1959) en Wageningen (1971) is netjes terug te vinden. Nog meer aandacht was er met name in de jaren dertig, zeventig en tachtig voor de werkloosheid onder afgestudeerde biologen, met artikelen over het aantal ingeschreven werkzoekenden, sollicitatietips en een jarenlange inventarisatie van biologische vacatures in de Volkskrant als indicator van de arbeidsmarkt. Ook studenten biologie krijgen in het vakblad een stem. Zo levert Harm Jaap Smit als voorzitter van het Landelijke Overleg Biologie Studenten op 23 november 1990 op de voorpagina van Biovisie ‘opbouwende kritiek’ op de regels rond verplichte vakken, studentassistentschappen en uitwisselingsprogramma’s op de universiteiten.



BATAVIA

Het zwaartepunt van de berichtgeving in het Vakblad en haar navolgers is zonder twijfel overigens het biologisch onderzoek. Voor de Tweede Wereldoorlog met relatief veel aandacht voor het werk in Nederlands-Indië, met een vaste correspondent in Batavia, het huidige Jakarta. Het blad behandelde alles wat te maken heeft met de wetenschapsbeoefening, zoals de regels en vraagstukken rond dierproeven en belangwekkende ontwikkelingen rond microscopie en andere analyseapparatuur. Maar verreweg de meeste aandacht ging toch uit naar resultaten uit typisch Nederlands onderzoek als de successie van planten in duinen, oorzaak van de iepenziekte, de rol van auxine in wortelgroei en het gedrag van koolmezen.

 

Het Vakblad was een echt voor-ons-en-doorons-orgaan, wat de leesbaarheid niet altijd ten goede kwam. De onderwerpen zijn regelmatig nogal ontoegankelijk en specialistisch, zoals blijkt uit het hoofdartikel ‘De kinetiek van de celdelingscyclus als parameter voor maligniteit en stralingsgevoeligheid van tumoren’ uit 1987. Het is allemaal vast en zeker goedbedoeld, maar zelfs oud-hoofdredacteur Hans Linskens erkent in 1986 dat het blad ‘eigenlijk erg saai’ en sommige artikelen zelfs ‘onverteerbaar’ zijn. Het wordt ook steeds moeilijker om biologen bereid te vinden om artikelen te schrijven, omdat zulke publicaties niet hoog scoorden in citatie-indexen. Met de introductie van Biovisie komt het in 1988 tot een radicale koerswijziging door de inzet op meer journalistieke aanpak. Het blad gaat echt de actualiteit in de biologie volgen en de artikelen worden veel leesbaarder door de komst van (wetenschaps) journalisten.

 

Een trend die wordt doorgezet nadat uitgever Stam Tijdschriften in 1991 Biovisie fuseert met Biotechnologie in Nederland tot Bionieuws. Een blad dat, ook na de overname door het NIBI in 1994, uitgroeit tot een medium voor alle biologen met veel aandacht voor wetenschapsnieuws, maar ook met columns, opiniestukken, interviews en berichtgeving over het biologisch onderwijs en over de Nederlandse biologengemeenschap. Het leggen van verbindingen over de volle breedte van biologie blijft een speerpunt: van anatomie tot zoölogie, van molecuul tot ecosysteem, van fundamentele tot toegepaste wetenschappen en van lager tot hoger onderwijs. Ook Bionieuws blijft bruggen bouwen tussen biologen.

 

Tijdlijn verschenen bij het 25-jarig jubileum van Bionieuws in 2016.


Tien jaar oud, anno 1919

Bionieuws is met een reeks tussenstappen ontstaan uit het Vakblad voor Biologen, dat in september 1919 voor het eerst verscheen. Vorm en inhoud zijn in 82 jaar radicaal veranderd, maar het achterliggende ideaal is nog niet verdwenen.

(Dit artikel verscheen in 2001 in het themanummer '10 jaar Bionieuws' in Bionieuws 14 van 15 september 2001 en is geschreven door Arno van 't Hoog)



‘Ik vertrouw, dat niet weinigen daarin een herwonnen band zullen zien, die in dezen tijd van specialisatie, dier- en plantkundigen weer inniger verbinden zal in hun denken en streven, dat zooveel gemeenschappelijks heeft.’ Prof. Max Weber geeft in het allereerste nummer in een regel het uiteindlijke doel van het Vakblad voor Biologen.
Het Vakblad wilde twee gescheiden vakgebieden - plant- en dier kunde - weer nader tot elkaar brengen, aldus oprichter en oud-hoofdredacteur Droogleever Fortuyn bij het tienjarig jubileum in 1926.
‘Met name is het nog steeds nodig het samenhoorigheidsgevoel onder de biologen aan te wakkeren, dat, als ik het wel zie, bij hen zwakker is ontwikkeld dan onder de beoefenaren van andere wetenschappen. Misschien is dit zoo, omdat het onderwerp van onze studie zoo veel meer veelzijdig is, dan ieder ander onderwerp der natuur wetenschappen en wellicht belet dit ons de groote lijnen te zien, die blijkbaar zoo goed worden gezien in de schei- en natuurkunde, de geneeskunde en vooral in de technische wetenschappen.’ In biologenkringen als NIBI en Biologische Raad van de KNAW vallen dergelijke verzuchtingen vrijwel onversneden nog steeds te beluisteren.

Biologendom
Het Vakblad probeerde de onderlinge band aan te halen door telkens in ‘hoofdartikelen’ - vier tot vijf pagina’s lange overzichtsverhalen - de stand van zaken van een vakgebied in grote lijnen weer te gegeven. Ze vormden nadrukkelijk geen beschrijvingen van oorspronkelijk onderzoekswerk. ‘Het lijkt mij, dat zijn taak moet zijn, een beeld te geven van wat er op biologisch gebied in ons vaderland omgaat, en daardoor tevens een band te vormen onder het Nederlandse biologendom’, aldus hoofdredacteur dr. J. A. Bierens de Haan in 1926.
Daarnaast waren er rubrieken: vakbelangen (over congressen, cursussen, verenigingsnieuws), boekbesprekingen en personalia. Vooral de personaliarubriek werd gretig gelezen - Droogleever Fortuyn schreef na zijn vertrek naar Peking in 1925 dat hij in China dat onderdeel las voor al het andere.
In 1926 sprak zijn opvolger Bierens de Haan de wens uit dat een historicus het Vakblad een eeuw later als bron zou kunnen gebruiken voor beschrijving van de Nederlandse biologie in de tweede kwart van de twintigste eeuw. Die opzet lijkt ruimschoots te zijn geslaagd. De eerste 68 jaargangen van het vakblad geven direct en indirect een gedetailleerd beeld van de veranderingen in het biologisch onderzoek en de Nederlandse biologische gemeenschap. In de jaren zeventig bedraagt het aantal personalia ruim duizend namen per jaargang!
Zo tonen de personalia in de oorlogsjaren dat Leidse studenten en onderzoekers, na sluiting van de universiteit, elders onderdak vinden. Of een oproep in het eerste nummer na de bevrijding om microscopen te beschikking te stellen aan nieuwe studenten.

 

Publicatiedruk
’Je vond jezelf terug in het blad en dat geeft een band. Als iemand overleed kon je met oude jaargangen van het vakblad in de hand al een groot deel van de necrologie schrijven. Je kan van veel biologen precies zien wat ze hebben gedaan vanaf het moment van afstuderen’, herinnert drs. Simon de Jager zich. De Jager was vanaf 1965 negenentwintig jaar redactiesecretaris en eindredacteur van het Vakblad, Biovisie én Bionieuws - naast zijn werk als universitair docent functionele en vergelijkende anatomie aan de UvA, waar hij nog steeds werkt.
Vanaf de jaren zeventig, onder hoofdredacteur Linskens, komt de rubriek ‘uit de literatuur’ erbij, met korte beschrijvingen van (inter)nationale publicaties. Bovendien verdubbelt de frequentie: van maandblad naar tweewekelijks. Correspondenten in de univers teitssteden zorgen voor de aanlevering van de talloze gegevens voor de rubrieken, ook over proefschriften en promoties. Ze doen daarnaast promotie van het blad: de aanwas onder studenten is soms honderd procent. ‘En die bleven na hun studie vaak hangen’, aldus De Jager.
Door de decennia heen klagen hoofdredacteuren dat het moeilijk is om auteurs bereid te vinden om een hoofdartikel te schrijven. ‘Geen tijd’ is een veel gehoord excuus.
‘In het begin viel dat wel mee’, herinnert De Jager zich. ‘Later nam het enthousiasme af, mede door de oplopende publicatiedruk. Het Vakblad scoorde natuurlijk ook niet hoog in de citatie-index.’
De inhoud bleef afhankelijk van het aanbod waardoor de redactie niet erg kritisch kon zijn, klaagt de laatste Vakblad-hoofdredacteur Jelte van Andel bij zijn afscheid. ‘Artikelen die elders niet aan bod kwamen, vonden bij ons nog wel een plaats.’

Radicale restyling
Bij Van Andels afscheid in 1988 heeft het Vakblad voor Biologen na een turbulente tijd een boventitel gekregen: Biovisie. Biovisie zou uit eindelijk slechts 3 jaar bestaan maar het vormt de inhoudelijke blauw druk voor Bionieuws.
Tot die tijd wordt het Vakblad voor Biologen uitgegeven door Uitgeverij De Boer, maar vanwege verlieslijdende exploitatie verkoopt de Hilversumse uitgever het blad in december 1987 aan Stam tijdschriften uit Rijswijk.

Te moeilijk
Aanvankelijk merkt de lezer daar niets van. Achter de schermen wordt echter onder de hoede van Van Andel door Stam een radicale restyling uitgevoerd, en op 13 april 1988 verschijnt de eerste Biovisie. Voor sommigen een schok, het blad leek nauwelijks op het oude vakblad. Het was een krant geworden, en volgens sommigen in de Biologische Raad - waar het Vakblad vast agendapunt was - goed genoeg om de vis in te verpakken. ‘Ik zei dat dat niet kon, omdat het papier daar te glad voor was’, aldus De Jager. Tot Biovisie was het Vakblad een door biologen gerund voor-ons door-ons-orgaan. De Jager memoreert vooral de gemoedelijkheid en het intensieve contact met de auteurs. Met de komst van journalisten trad er echter ook verzakelijking op en worden er stukken tekst geschrapt zonder overleg met de auteur. De verhalen worden wel toegankelijker.
Het laatste decennium is er kritiek op de inhoud van het blad. Soms dragen hoofdartikelen titels als ‘De kinetiek van de celdelingscyclus als parameter voor maligniteit en stralingsgevoeligheid van tumoren’ (nr 10, 1987). Daaronder zitten wetenschappelijke exercities waarin onderzoekers de diepten van hun specifieke biologische onderzoeksgebied peilen. Van het streven naar het weergeven van de ‘groote lij nen’ in de biologische wetenschap zoals Droogleever Fortuyn dat zag, is soms weinig te bespeuren. De biologie specialiseert en dat vindt weerslag in het Vakblad. ‘De artikelen waren gewoon te moeilijk voor niet-vakgenoten’, zegt Van Andel bij zijn afscheid.

Macht grijpen
 In de laatste jaargang van het Vakblad wordt al een poging gedaan tot verandering. Docent popularisering van de natuurwetenschap pen, Jaap Willems, bewerkt een jaar lang inkomende stukken. Een subsidie van de Biologische Raad zorgt ervoor dat in een aantal nummers wetenschapsjournalisten voor bijdragen kunnen zorgen. Een eerste voorteken dat journalisten geleidelijk de macht grijpen. In Biovisie zet die trend verder door: de actualiteiten worden in hoofdzaak gebracht door biologische wetenschapsjournalisten. Nadruk komt meer te liggen op actualiteit, wetenschappelijke en bestuurlijke kopstukken, onderzoeksfinanciering en politiek. Toch blijft er nog ruimte voor biologen die een overzicht geven van actuele ontwikkelingen in hun vakgebied - in Biovisie Magazine. De krant richt zich met actuele, korte berichten op de bioloog, het magazine geeft achtergrondinformatie over de biologie. De rubrieken nemen af in omvang en belang.


Christenfundamentalist
Maar ook biologen vervullen de rol van journalist. Sommige hoogleraren schrijven een openingsverhaal. Zelfs campagneleider biotechnologie van de Dierenbescherming, Michiel Linskens, mag in mei 1991 een Kamerdebat over transgene dieren verslaan op de voorpagina. Het is zoiets als een christenfundamentalist die een euthanasiedebat beschrijft in de Volkskrant. Zelfs al gebeurt het feitelijk en evenwichtig, het blijft onerenigbaar met de journalistieke beroepsethiek - schrijf niet over zaken waar je direct belang in hebt. Voor Biovisie - middenin de overgang van beroepsgenotenblad naar journalistiek product - blijkbaar nog geen probleem. Tegenwoordig is het echter volstrekt ondenkbaar. De verliezen blijven evenwel en het magazine sneuvelt al eind 1989. Stam vraagt het NIBI 2800 betalende abonnees te garanderen. Zoiets kan alleen door koppeling van het Biovisie-abonnement aan het NIBI-lidmaatschap. De partijen gaan met een nieuw contract voor het jaar 1990 met elkaar in zee. Eind 1990 start Stam een operatie om Biovisie te fuseren met Biotechnologie in Nederland, een tijdschrift dat sinds 1985 in samen werking met de Nederlandse Biotechnologische Vereniging wordt uitgegeven. De fusie resulteert 27 september 1991 in de geboorte van Bionieuws - nieuwsmedium voor biowetenschappen & - technologie.

Zorgenkindje
Bionieuws groeit weliswaar in ledental, maar ook onder deze naam blijft het blad voor de uitgever een zorgenkindje. Stam wil dan ook in 1994 niet verder.
Op dat moment neemt het NIBI een grote stap en een aanzienlijk financieel risico: de vereniging besluit het blad in eigen beheer uit te gaan geven. Acht november 1994 ontvangen de leden het eerste nummer, dat in opmaak en invalshoek de hoofdlijnen van de Stam-Bionieuws volgt. De overgang verloopt zo vrijwel geruisloos.
De redactie verhuist echter niet mee. Een drietal wetenschapsjournalisten met dr. Jos van den Broek als hoofdredacteur gaan vanuit het NIBI-bureau in Utrecht het blad maken. En het initiatief blijkt levensvatbaar, Bionieuws groeit gestaag met het ledental van het NIBI. Het aantal abonnementen kruipt in de loop der jaren richting 7800. En de uitgave klimt uit de rode cijfers, al zal geen commerciële uitgever jaloers naar de balans kijken.
Bionieuws weerspiegelt de veranderende tijdgeest: het moleculaire van de biologie krijgt steeds meer nadruk, al zijn er ook zeer begeesterde discussies over evolutieleer in het onderwijs en kokkelvisserij in de Waddenzee. Het blad wordt zo platform voor discussie over allerlei controverses rond biologische onderwerpen van proefdiergebruik tot genetische modificatie. Bionieuws verwerft naam als een blad dat diepgang en wetenschappelijke verklaring geeft bij biologische zaken die in de dagbladen oppervlakkig worden behandeld. De begeleidende infografieken zijn vermaard.
De rubrieken zijn inmiddels minder van belang geworden, behalve het verenigingsnieuws. Bionieuws is geen kroniek van de Nederlandse biologengemeenschap, zoals het vakblad dat was, maar een medium, waarvan de schrijvers (allen journalisten met een biologische achtergrond) voor alles nieuws willen brengen. Niet in de laatste plaats over de spraakmakende onder werpen waar biologie en maatschappij elkaar raken.

Ambities
De laatste jaren is er steeds meer opinie in Bionieuws te vinden - in de vorm van columns, interviews, brieven en commentaren. En er zijn ambities voor groei in omvang en inhoud. Want hoe kan het dat aan de dageraad van de eeuw der levenswetenschappen Neerlands enige biologenkrant soms maar acht pagina’s dik is?
Ondanks alle veranderingen is ‘balans in onderwerpen’ een terug kerend thema op de redactie. Iedere bioloog - van ecoloog tot biotechnoloog - moet zich in Bionieuws herkennen, blijft het streven. ‘Samenhoorigheidsgevoel’ zei men 82 jaar geleden. Het oude ideaal van Droogleever Fortuyn is nog niet helemaal verdwenen.


■ Arno van ’t Hoog
(dit artikel verscheen in het jubileumnummer ‘Bionieuws – 10 jaar’ van 15 september 2001)

 

Tijdlijn van 1919 tot 2001 in het nummer '10 jaar Bionieuws', die 15 september 2001 verscheen.