De eerste aflvering in de serie Nomen est omen verscheen in januari 2000 ging over de Millennium bug. Archief Bionieuws.

Van Ancanthaster (doornenkroon) tot Zostera (zeegras): de Bionieuws rubriek Nomen est omen heeft haar 500ste aflevering bereikt en groeide in 25 jaar uit tot een echte ‘etymologische puzzel van soortnamen’.

'It feeds on flies and other insects, not on files ’, met deze droge opmerking van de invloedrijke Deense taxonoom Ebben Nielsen eindigt de eerste aflevering van de Nomen est omen-rubriek over de Millennium bug (Bionieuws 1, 2000). Die gaat dus niet zozeer over de alom voorspelde ramp dat computersystemen zouden crashen bij de overgang van 1999 naar 2000, maar beschrijft een klein en zeer zeldzaam insect uit de familie van de schaatsenrijders die leeft op het wateroppervlak van bergriviertjes in Oost-Australië. De ontdekkers beloven stellig deze nieuwe soort schaatsenrijder wetenschappelijk te vernoemen naar de millenniumwissel, maar kunnen de precieze naam nog niet bekendmaken. Dat maakt immers inbreuk op de procedures voor wetenschappelijke naamgeving. De eerste Nomen-aflevering mist daardoor een binominale soortsnaam, die juist zo centraal staat in latere edities van deze rubriek en waarvan na 25 jaar nu de 500ste aflevering verschijnt (zie achterpagina: Engel in kwadraat – Angelica archangelica). De Nomen is de langstlopende rubriek in Bionieuws die – na nieuwsberichten en het achtergrondverhaal – ook hoog scoort in de lezersonderzoeken uit 2005 en 2021. Reden genoeg om dit honderdste lustrum niet zomaar te laten passeren en op zoek te gaan naar de wortels en evolutie van deze rubriek. Die verschijnt in januari 2000 zonder verdere toelichting in een groen kader op de achterpagina. Auteur van de eerste aflevering is bioloog Sander Voormolen, nu chef wetenschap bij NRC en destijds hoofdredacteur van Bionieuws . Hij heeft geen herinnering meer aan het hoe en waarom van deze rubriek, waaraan hij voor zijn vertrek naar NRC nog één andere bijdrage zal leveren: in maart 2000 over de wolfskers (Atropa belladonna).


Nomen over de wolfskers (Atropa belladonna) in Bionieuws van 26 februari 2000.

Daarin geeft hij wél een complete naamsverklaring: Atropa verwijst naar het kleinste en gemeenste zingende zusje Atropos uit de Griekse mythologie en refereert aan de giftigheid van de plant en bella donna naar ‘mooie vrouw’ vanwege het pupilverwijdende effect van extracten bij lage dosering.

Bedenker van de rubriek blijkt bioloog en wetenschapsjournalist Marcus Werner, die het idee in 1999 opperde tijdens een sollicitatie. De baan als redacteur ging aan zijn neus voorbij, waarmee de rubriek in zekere zin een gestolen format is, maar Werner levert freelance nog wel twee bijdragen aan de rubriek. Hij schrijft aflevering 2 en 3 over de grote paradijsvogel (Paradisea apoda) en rotgans (Branta bernicla) die vooral gaan over de mythe dat paradijsvogels in de lucht wonen en dus geen poten bezitten en dat rotganzen uit eendenmosselen voortkomen: vandaar apoda (‘geen poten’) en bernicla (‘zeepok’). Het oorspronkelijk idee is volgens Werner op zoek te gaan naar soortnamen waar iets raars of aparts mee was. ‘Waarom ik niet meer afleveringen gemaakt heb, weet ik zo een-twee-drie niet meer’, vertelt Werner. ‘Misschien was mijn oorspronkelijke idee toch wat te rigide en is het mooi dat de rubriek is geëvolueerd en de complete uitleg van soortnamen en de soorten zelf meer centraal zijn komen te staan.’


MODELORGANISMEN

Wie door het Nomen-archief bladert, ziet dat de rubriek de eerste twee jaar nog een beetje zoekend is: er valt soms een gat in de verschijning en van oktober 2000 tot maart 2001 staan een reeks modelorganismen centraal: van erwt (Pisum sativum), labmuis (Mus musculus 129S6/ SvEvTac-Rag 2 tm1), aaltje (Ceanorhabditis elegans), zandraket (Arabidopsis thaliana), fruitvlieg (Drosophila melanogaster), gist (Saccharomyces cerevisiae) tot zebravis (Danio rerio).


Een nomen over een van de modelsoorten: de fruitvlieg (Drosophila melanogaster). Bron: Bionieuws 20 januari 2001

‘Achteraan de optocht van modeldieren loopt, parmantig, op twee benen, de wijze mens. De organismen voor hem beschouwt hij als evolutionaire voorstudies’, staat in de daaropvolgende aflevering over Homo sapiens ( Bionieuws 4, 2001). Een vrij filosofische aflevering die heel relativerend constateert dat mensen in het bezit zijn van ‘slechts tweemaal zoveel genen als een millimeter groot vliegje dat leeft van gist in lege bierflesjes’.

Misschien toeval, maar vanaf dat nummer heeft de rubriek vrij consequent dezelfde insteek

Misschien toeval, maar vanaf dat nummer heeft de rubriek vrij consequent dezelfde insteek: het uitleggen van de soortnaam, liefst opgefleurd met wat historie, anekdotes, inzichten uit recent onderzoek of informatie over de soort, naamgever en aanleiding.


In 2010 verschijnt - als nabrander - nog een (eerder vergeten) modelsoort: de darmbacterie Escherichia coli, in de serie zomerse Nomen. Bron: Bionieuws, 10 juli 2010.

De eretitel Mister Nomen verdient redacteur Rinze Benedictus, die in zeven jaar maar liefst 102 afleveringen schrijft. ‘De rubriek bestond al toen ik als redacteur begon en ik kreeg ze als jongste bediende vast toegeschoven. Ik had er zeker ook lol in. Het is leuk om steeds weer die etymologische puzzel van soortnamen te leggen. Je krijgt er een zekere routine in en het wordt ook een soort tweede natuur om geschikte soortnamen te vinden’, vertelt Benedictus, nu strategisch adviseur bij UMC Utrecht. Hij heeft geen idee wat de redactie bezielt als er in april 2002 opeens – en eenmalig – een verzonnen soort, de politieke mens (Homo politicus), in de rubriek verschijnt: met foto’s van toenmalige Amerikaans president George W. Bush en een chimpansee.


Voor zover bekend de enige Nomen over een niet-bestaande soort: Homo politicus. Bron: Bionieuws, 24 april 2002.


VERKLEURING

De rubriek overleeft twee restylingen van Bionieuws : van 2005 naar 2006 verkleurt de rubriek van groen naar rood en vanaf oktober 2019 staat de Nomen voortaan bovenaan de achterpagina in plaats van onderop. Bij de onderwerpkeuze laat de redactie zich leiden door twee vereisten: er moet een goede foto van de soort beschikbaar zijn en de naam moet verklaarbaar zijn. Niet alle lezers zijn overigens altijd gecharmeerd van die naamuitleg. Zo krijgt de naamsverklaring voor de wonderbes Synsepalum dulcificum waarvan het bestanddeel miraculline een zure smaak kan omtoveren tot zoete smaak, meerdere ingezonden brieven.

Een Nomen over de mirakelbes (Dulcificum synsepalum). Bron: Bionieuws, 24 januari 2009.

Dat dulcificum verwijst naar ‘zoet (-makend)’, slikken de plantentaxonomen nog, maar dat synsepalum ‘samengesteld blad’ betekent gaat ze te ver: het verwijst naar ‘(deels) vergroeide kelkbladen’ volgens de één of naar ‘onderling verbonden kelkbladen’ volgens een ander. Het blijft als vakblad lastig het iedereen naar de zin te maken.

De aandachtsverdeling over soortgroepen van de Nomen is zoals gebruikelijk nogal scheef (zie diagram): met 220 keer een gewerveld dier, 153 keer een evertebraat en 97 keer een plant, om over bacteriën (14 keer) en virussen (2 keer) maar te zwijgen. In beide laatste gevallen gaat het meestal ook nog om ziekteverwekkers als gonorroe, chlamydia of sars-cov-2. De soortkeuze komt vaak voort uit wetenschappelijke publicaties, maar soms vindt de redactie inspiratie in haar directe leefomgeving. Zo schrijft een snuffelstagiair in 2014 over de goudgele plooiparasol (Leucocoprinus birnbaumii) die opduikt als logé bij een kamerplant op de redactie. Gelukkig houdt de parasolzwam zich niet aan de genusnaam: hij is niet wit (leuco) en leeft niet op poep (coprinus), maar op kokos(rijke potgrond).


In 2009 verscheen de eerste zomerse nomen (reizigersboom, Ravenala madagascariensis) en de eerste kerstnomen (kerstster, Euphorbia pulcherrima). Bron: Bionieuws, 11 juli en 12 december 2012.

Met de komst van de huidige hoofdredacteur ontstaat ook een nieuwe traditie: in het zomernummer van 2009 staat de reizigersboom (Ravenala madagascariensis) centraal: de waaierpalm ‘die over de hele wereld toeristen staat toe te wuiven’. Vanaf dat moment hebben de Nomens in het zomer- en kerstnummer vaak een zomers of kerstig karakter. Zo verschijnt dat jaar de kerstster (Euphorbia pulcherrima) op het toneel, gevolg door de fijnspar (Picea abies), maretak (Viscum album), rendier (Rangifer tarandus), oliebolkever (Tribolium castaneum), ezel (Equus asinus), mirre (Commiphora myrrha), kerstboomworm (Spirobranchus giganteus), hulst (Ilex aquifolium), kalkoen (Meleagris gallopavo), oliebolzwam (Rhizine undulata), blauwspar (Picea pungens), kerstroos (Helleborus niger), Christmaseiland-krab (Gecarcoidea natalis) en engelwortel (Angelica archangelica).

Kerstige Nomen over de oliebolzwam (Rhizina undulata). Bron: Bionieuws, 19 december 2020)

De vijfhonderdste aflevering verscheen op 13 december 2024 in Bionieuws en ging over de engelwortel (Angelica archangelica):

Met ongeveer een miljoen reeds beschreven soorten – en nog zeven miljoen te gaan – is er zeker inspiratie genoeg de Nomen-rubriek nog minstens 25 jaar vol te houden. En kan bij de duizendste nomen rond 2050 eindelijk onthuld worden wat de wetenschappelijke naam van de millennium bug (Drepanovelia millennium, Invertebrate Taxonomy, 2001) echt betekent.