Genealogische dna-databanken kunnen vastgelopen moordzaken oplossen en onbekende doden hun identiteit teruggeven. ‘Het is hoog tijd om ons te bezinnen of we dat in Nederland ook willen’, meent forensisch onderzoeker Lex Meulenbroek. 

 

‘Als 2 procent van de Nederlandse bevolking het toestaat om haar dna-profiel in een databank op te slaan om misdrijven op te lossen, kan in principe elk spoor met voldoende dna worden geïdentificeerd. Dat is een statistische vuistregel die eigenlijk opgaat voor elke populatie’, zegt bioloog Lex Meulenbroek, dna-expert bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in Den Haag. Hij is bij dit instituut verantwoordelijk voor publieksvoorlichting en schreef onder meer het handboek De essenties van forensisch biologisch onderzoek (2009) en samen met tekstschrijver Paul Poley Kroongetuige DNA (2014) en MH17 De thuisreis (2015). Nu heeft hij nog net in 2019, samen met advocaat-generaal Diederik Aben van de Hoge Raad, het boek Een hooiberg vol spelden geproduceerd. Hierin schetsen zij de mogelijkheden en ethische dilemma’s van het gebruik van genealogische dna-databanken voor forensisch onderzoek.

 

Revolutie
‘Dat boek moest geschreven worden, want in Amerika voltrekt zich in korte tijd een complete revolutie in het opsporen van misdadigers en identificeren van onbekende doden door verwantschapsonderzoek met behulp van dna-databanken bedoeld voor genealogisch stamboom onderzoek. Daar moeten we als maatschappij wat van gaan vinden, maar eerlijk gezegd vinden veel mensen het maar lastig als het over bètakwesties als dna en genetica gaat. Dat geldt zeker ook voor politici en juristen, want dat zijn vaak echte alfa’s’, stelt Meulenbroek. Hij schreef met Aben in 2019 al twee artikelen hierover in het vakblad Expertise en Recht , een interdisciplinair tijdschrift op het grensvlak van rechtspleging, wetgeving en forensisch onderzoek, maar met dit boek hopen zij dat de discussie onder juristen, politici én leken op gang komt.


Doorbraken
‘In Amerika zijn de afgelopen anderhalf jaar zo’n zeventig cold cases opgelost met behulp van data uit genealogische databanken, die daar eigenlijk helemaal niet voor zijn opgezet. Nederland kent zo’n 1700 cold cases en minstens 900 niet-geïdentificeerde lichamen waarvoor deze methode uitkomst kan brengen. Politieteams zien kansen om vastzittende zaken los te trekken, want onopgeloste zaken zijn voor rechercheurs en nabestaanden heel frustrerend. Alleen is de huidige regelgeving in Nederland niet op deze ontwikkeling voorbereid’, concludeert Meulenbroek.



‘Tijdens het onderzoek moet je ook rekening houden met bijzondere situaties, zoals de mogelijkheid van koekoekskinderen’



De doorbraken in Amerika zijn mogelijk doordat dna-profielen van sporen van daders van zeer ernstige misdrijven worden ingevoerd in de genealogische dna-databank van met name GEDmatch. Zo zijn mogelijke verwanten op te sporen en kan door vervolgens de familiestambomen te volgen de identiteit van onbekende daders worden vastgesteld (zie cold case-kaders). Omdat hiervoor ook coderend autosomaal dna gebruikt wordt, is de reikwijdte veel groter dan mogelijk is via forensische dna-databanken of onderzoek aan dna-profielen van Y-chromosomaal en van mitochondriaal dna (zie kader ‘Forensische versus genealogische dna-onderzoek’).

 

Verraden
‘Een dader die onder de radar bleef omdat hij niet in een forensische dna-databank voorkomt, kan zo onbewust worden verraden door een verre achterneef. Het is overigens doorgaans nog wel flink puzzelen om van gevonden verwanten bij de identiteit van de onbekende persoon uit te komen’, benadrukt Meulenbroek. ‘Je moet eerst in de stamboom omhoog, terug in de tijd, naar gemeenschappelijke voorouders en vervolgens, voorwaarts in de tijd, onder alle afstammelingen van de meest recente gemeenschappelijke voorouder, zoeken naar mogelijke kandidaten. Dat loopt heel snel op en kost veel onderzoekstijd.’ Eén paar betovergrootouders heeft al snel honderd of meer achterachterkleinkinderen. Hoe dichter genetisch verwant de treffers zijn en hoe meer verwanten, hoe sneller zo’n puzzel is op te lossen. Maar inzet van vrijwilligers en verbeterde algoritmes kunnen het tempo nog verder opschroeven, is de verwachting.

 

Koekoekskinderen
‘De methode is robuust en betrouwbaar. Tijdens het onderzoek moet je ook rekening houden met bijzondere situaties, zoals de mogelijkheid van koekoekskinderen. Dna liegt niet. De kracht van de methode is ook de achilleshiel, want als je dna-profielen gaat uploaden neem je automatisch ook informatie mee van je verre familieleden die daar niet om gevraagd hebben. Dat raakt de privacy en omdat het deels ook om coderend dna gaat, betreft het bovendien informatie die mogelijk iets kan zeggen over de eigenschappen van betrokken personen’, aldus Meulenbroek.

 

Boemerang
‘In Amerika zijn ze het gewoon gaan doen en de betreffende genealogische dna-databanken boden pas nadien deelnemers de optie aan om al dan niet toestemming te verlenen dat de politie een geüpload dna-profiel mag vergelijken met hun dna-profiel. Onlangs speelde in Florida echter een kwestie waarbij een rechter juist gebruik van alle dna-profielen in een genealogisch dna-databank afdwong, dus ook die van deelnemers die hiervoor geen toestemming hadden gegeven. Dat leidde tot maatschappelijke onrust en kan ook als een boemerang werken. In Nederland lopen we qua forensische technieken voorop, maar leiden we de inzet van dergelijke nieuwe middelen graag vooraf in goede banen. We moeten er eerst goed over nadenken. Niets doen en afwachten is geen serieuze optie’, meent Meulenbroek. ‘We zijn uiteindelijk allemaal verwant aan elkaar, dus deze kwestie raakt iedereen.’