Door Gert van Maanen - Collectie: National Museum Cardiff; Illustratie: Mark Witton; Collectie: Familie Hubrecht; Foto: Hay Kranen - 01-02-2020 - Paleobiologie

1: Jura-zeeleven (Aquarel Henry de la Beche, 1830). Collectie: National Museum Cardiff.
Reconstructies van prehistorisch leven door kunstenaars zijn zelden foutloos, maar vervullen zeker een nuttige functie. Verbeelding zet wetenschappers soms zelfs pas echt tot nadenken.
‘Het beeld van dinosauriërs is veranderd van slome, grauwe en kansloze grote hagedissen die doorgezakt rondstappen in zompige moerassen tot dynamische, warmbloedige en rechtoplopende dieren die zeer succesvol waren. In die omslag hebben reconstructies van kunstenaars een grote rol gespeeld. Natuurlijk is er weleens discussie over bonte kleuren en overdadige veren, maar de bijdrage van de paleokunst aan de wetenschap is heel wezenlijk en positief’, zegt paleobioloog Anne Schulp van Naturalis, sinds 2019 tevens deeltijdhoogleraar vertebratenpaleontologie in Utrecht. Hij is als honorair conservator en adviseur betrokken bij de familietentoonstelling Dinomakers in het Teylers Museum over de verbeelding van prehistorisch leven door kunstenaars, die 31 januari van start ging. Een tentoonstelling met fossielen, tekeningen, wandplaten, toverlantaarnplaatjes, films en modellen van dinosauriërs en andere prehistorische dieren en origineel werk van bekende paleokunstenaars als Waterhouse Hawkins, Charles Knight, Zdenĕk Burian, Rudolph Zallinger, Mark Witton en de broers Adrie en Alfons Kennis. Werk dat veelal voor het eerst in Nederland te zien is.
Gevechten
De expositie behandelt twee eeuwen verbeelding van de oertijd en is de eerste overzichtstentoonstelling over paleokunst in Nederland. ‘Er ligt een nadruk op dinosauriërs omdat dit een jong publiek aanspreekt, maar ook omdat deze diergroep nu hét dominante onderwerp is voor paleokunstenaars. Dertig jaar geleden had je ook nog wel afbeeldingen van rare ongewervelde dieren uit de vroege oertijd, maar nu is het vooral dino’s, dino’s en dino’s’, aldus gastconservator Esther van Gelder. De expositie begint met een van de oudste verbeeldingen van de oerwereld: een enorme reproductie van de aqua-rel van Henry de la Beche uit 1830 van prehistorisch zeeleven een kleine 200 miljoen jaar geleden rond Lyme Regis in het Zuid-Engelse Dorset, een bekende vindplaats van fossiele ammonieten, zeereptielen en vliegende pterosauriërs (afbeelding 1). ‘Die afbeelding ademt sterk een sfeer uit van zondvloed en overlevingsstrijd.
Vooral gevechten tussen de ichthyosaurus en plesiosaurus zijn iconisch voor die tijd’, constateert Van Gelder. Oude reconstructies tonen regelmatig ichthyosauriërs en plesiosauriërs die aan wal kruipen, omdat men zich nog niet kon voorstellen dat deze reptielen volledige en levendbarende zeedieren waren.

3: Landschap Kwartair met mammoeten (Gouache Marie Hubrecht, ca 1926-1930). Collectie: Familie Hubrecht.
Nog bekendere reconstructieblunders zijn de duimen van de plantenetende dino Iguanodon – waarvan één aanvankelijk als hoorn op de neus was gezet – en het oorspronkelijk achterstevoren in elkaar gezette skelet van zeereptiel Elasmosaurus, waarbij de schedel achter aan de korte staart geplaatst was en niet voor aan de lange - liefst 72 halswervels tellende - nek (Plos One, 2013). ‘Een bekende misvatting is ook zichtbaar in veel afbeeldingen van mammoeten. Die schuifelen eenzaam door besneeuwde landschappen al schrapend naar voedsel. Echt onzin’, aldus de Utrechtse paleobioloog Jelle Reumer, die eveneens als adviseur voor de expositie optrad. ‘Mammoeten waren kuddedieren en hadden dagelijks 300 kilogram aan biomassa nodig om te groeien. Die leefden op steppen met een enorme rijke en groene vegetatie.’ (afbeelding 3: mammoeten van Hubrechts) Ook Reumer benadrukt het grote belang van reconstructies en afbeeldingen voor de paleontologie. ‘Fossielen zijn belangrijk als studiemateriaal, maar botten zijn vaak geplet en soms heb je hooguit een klompje tanden. Daar valt niet mee te communiceren’, aldus Reumer.
‘Fossielen zijn belangrijk als studiemateriaal, maar botten zijn vaak geplet en soms heb je hooguit een klompje tanden’
‘Paleokunst is een communicatiemiddel. Beelden zijn belangrijk. Zelfs sterrenkundigen juichen als ze een ‘foto’ hebben van een zwart gat, een vage donut, die eigenlijk alleen gebaseerd is op berekeningen. In de paleontologie zetten reconstructies inzichten op scherp, zodat we er over in gesprek kunnen gaan.’

2: Geveerde Deinonychus-dinosaurus (Digitale kunst Mark Witton, 2019).
Schubben
‘Het leuke van de paleontologie is juist dat het zoveel kansen biedt om over onzekerheden te vertellen’, vindt Schulp. ‘De lengte van een skelet staat min of meer vast, maar of een dier op twee of vier poten liep en hoe de huid eruit zag is minder zeker. Hiervoor kun je te rade gaan bij nog levende, naaste verwanten. En over kleuren en camouflage kan je discussiëren, zo werkt wetenschap.’ Zo heeft het beeld van kale reptielen met schubben inmiddels bij vleesetende en tweebenige dinosauriërs – theropoden – langzaam plaatsgemaakt voor een meer vogelachtig uiterlijk met veren (afbeelding 2: Witton’s Deinonychus). ‘Had een volwassen T. rex veren, of als jong dons? Dat zijn geen harde feiten, maar wel iets wat je kunt beredeneren’, meent Schulp.

4: 3D-Homo erectus (Adrie en Alfons Kennis, 2019). Foto Hay Kranen.
Blijkens reviews in Trends in Ecology and Evolution (2014) en Open Science (2016) zijn computergestuurde analyses, 3D-reconstructies, visualisaties en animaties in opmars in de paleobiologie en beïnvloedt dat ook de wisselwerking tussen wetenschappers en kunstenaars. Het speelde bijvoorbeeld een rol bij de reconstructie van Homo erectus door de gebroeders Adrie en Alfons Kennis voor de nieuwe Naturalisexpositie (afbeelding 4), weet Schulp. ‘We wilden haar een schelp in de handen geven, die ze een beetje achter haar rug hield, om het beeld van meerdere kanten spannend te maken. Er kwam nog een Zwitserse anatoom aan te pas, om mede op basis van spiermodellen de juiste pose te vinden.’ Verschillende stadia van dat werkproces zijn in de expositie te zien.
Reconstructies en verbeelding roepen ook regelmatig interessante wetenschappelijke vragen op. Zo brak door de film Jurassic Park een discussie los of T. rex wel een Jeep kon bijhouden. Hoewel T. rex en andere bipedale dino’s vrijwel zeker endotherm waren, kon hij waarschijnlijk hooguit rond 18 kilometer per uur rennen (Plos Biology, 2010). Schulp: ‘We kunnen een T. rex dus gelukkig op de fiets voorblijven.’

DINOMAKERS
t/m 1 juni 2020
Teylers Museum Haarlem
Info: www.teylersmuseum.nl