De longen van een in 1912 overleden tweejarig meisje, waaruit de onderzoekers het mazelenvirus isoleerden.

 

Honderden jaren voor Christus kwam het mazelenvirus al ten tonele. Dat komt overeen met de opkomst van menselijke populatiegroottes die het virus nodig heeft om zich te kunnen verspreiden.

 

Het mazelenvirus dook mogelijk al op in mensen tijdens de 6de eeuw voor Christus, zo’n 1.400 jaar vroeger dan eerdere schattingen. Dat concludeert een internationaal team biowetenschappers 19 juni in Science op basis van genoomanalyses van onder meer het mazelen- en runderpestvirus. Het nieuwe scenario ziet er volgens hen nu zo uit: een voorouderlijke variant van het runderpestvirus circuleerde eerst duizenden jaren in vee. Pas toen menselijke nederzettingen steeds groter werden, kon het virus overspringen op mensen en zich definitief settelen in zijn nieuwe gastheer. Ofwel, de opkomst van de mazelen ging waarschijnlijk hand in hand met de opkomst van de eerste grote steden.

 

Oude Grieken
Om tot die conclusie te komen richten de onderzoekers zich op de longen van een 2-jarig meisje dat in 1912 stierf aan een longontsteking als gevolg van de mazelen. Daaruit extraheren ze genetisch materiaal van het mazelenvirus Measles morbillivirus , en sequensen zodoende het oudste M. morbillivirus -genoom tot nu toe. Vervolgens vergelijken ze deze data met een mazelengenoom uit 1960, 127 genomen van moderne mazelenvirussen, het reeds uitgeroeide runderpestvirus en het daaraan nauw verwante virus dat pest van de kleine herkauwer veroorzaakt. Na een hele serie analyses concluderen ze: de mazelen ontstond toen het virus zich afsplitste van het rundervirus, ergens tussen 1.174 en 165 jaar voor Christus, met een gemiddelde van 528 jaar voor Christus. Die schatting komt echter niet overeen met historische documentatie van de mazelen. De Perzische arts Rhasis schreef er met zekerheid over in de 10de eeuw na Christus. Mogelijk schreven Indiase medici er enkele eeuwen eerder al over, maar de Oude Grieken reppen er bijvoorbeeld met geen woord over. Toch zegt dat weinig, redeneren de onderzoekers, aangezien de symptomen van een infectie makkelijk te verwarren zijn met een hele reeks andere aandoeningen.


Doodlopende weg
Waar de nieuwe raming wel mee overeenkomt is de opkomst van grotere populaties Homo sapiens . Epidemiologen schatten dat een populatie minimaal tussen de 250 tot 500 duizend individuen moet bevatten, wil het mazelenvirus zich kunnen verspreiden en handhaven. Onder die drempelwaarde is de mens als gastheer waarschijnlijk een doodlopende weg. In het neolithicum, de bronstijd en ijzertijd hadden menselijke samenlevingen simpelweg niet de financiële of politieke middelen om tot die aantallen te komen. Dat gebeurde voor het eerst in de menselijke geschiedenis waarschijnlijk pas zo’n 300 jaar voor Christus.