Aan het eind van een jaar waarin zoönosen regelmatig in de schijnwerpers stonden, vraagt Bionieuws zich af: hoe veilig is het eigenlijk in de kerststal?

 

Een koeienstal in Bethlehem, het lijkt op het eerst gezicht niet de gezondste plek om ter wereld te komen. Voor het kindeke Jezus geen schoon ziekenhuisbedje, maar een voerbak waar het in doeken gewikkeld in het stro wordt neergelegd. Boven zijn hoofd een os en een ezel die de pasgeboren baby in het gezicht blazen. De herders brengen daar later een boel schapen en een herdershond bij, de wijzen uit het oosten nemen een kameel of dromedaris mee. En volgens versies van elders in de wereld komen daar bijvoorbeeld ook nog eens een ooievaar, een haan, een rendier, een paard en een olifant bij. De beestenboel is compleet, en daarmee ook het scala aan ziektes die soms ook op mensen kunnen overslaan, de zoönosen. Joke van der Giessen, dierenarts-microbioloog en zoönosen-expert bij het RIVM, kan zo enkele ziekten opnoemen die alleen al de os en ezel onder de leden gehad kunnen hebben. ‘Destijds kwamen ziektes als boviene tuberculose en brucellose waarschijnlijk veel vaker voor, maar ook nu nog in het Midden-Oosten. Die ziekten worden met name via de melk overgedragen, maar indien de os open longtuberculose had, konden de bacteriën ook via hoesten direct overgedragen worden. En via de feces van de os en de ezel heb je natuurlijk kans op een besmetting met campylobacter of salmonellabacteriën en wellicht ook toen al STEC (shigatoxineproducerende E. coli, red.)’, aldus Van der Giessen.

 

Coronavirus
Zoönosen, er werd afgelopen jaar door de uitbraak van covid-19 – veroorzaakt door het virus sars-cov-2 dat vermoedelijk van vleermuis naar schubdier oversprong op de mens – uitgebreid over gesproken. Niet in de minste plaats omdat ook besmetting van en door nertsen een gevaar begon te vormen. In het Bethlehem van tweeduizend jaar geleden heerste zover men weet nog geen coronacrisis, maar het is niet ondenkbaar dat een coronavirus bij dier en mens rondwaarde. ‘De kans dat er destijds een coronavirus onder herkauwers voorkwam is zeker aanwezig’, zegt Van Giessen. ‘Meestal zijn het geen humane coronavirussen, maar corona staat er wel om bekend dat het diersoortbarrières overgaat, dus het is niet uit te sluiten dat mensen toen ook ziek konden worden.’

 

De vraag is nog hoe dat zit anno 2020. Op diverse plekken in Nederland worden jaarlijks levende kerststallen neergezet, soms ook met een echt kind in de kribbe. Of die nu te vrezen zou moeten hebben van covid-19 is niet met zekerheid te zeggen. ‘Bij enkele honden en katten is een besmetting gevonden en mogelijk zouden landbouwhuisdieren ook besmet kunnen raken. Maar het is vooral een theoretisch risico. Nertsen lijken nu de enige groep dieren waar het echt serieus speelde.’


Melk
In de huidige tijd zijn door meldingsplicht voor veehouders en diverse bestrijdingsprogramma’s in de veehouderij veel van de zoönosen verdwenen, zoals boviene tuberculose en brucellose, of onder controle, zoals salmonella bij pluimvee. Maar niet zo heel lang geleden waren de risico’s ziek te worden van een dier vele malen groter. ‘Voor de Tweede Wereldoorlog waren ziektes als tuberculose een veel groter probleem. Sinds we de melk pasteuriseren, is besmetting via de melk eigenlijk verdwenen en door bestrijdingsprogramma’s is de veestapel vrij geworden van deze klassieke zoönosen. In andere delen van de wereld kom je het trouwens nog veel meer tegen, in Afrika zijn tuberculose en brucellose nog een groot probleem.‘ Te verwachten valt dat ook in het oude Bethlehem de ziektedruk een stuk hoger was. Toch was een eventuele infectie niet het grootste risico dat het kerstkind liep, meent hoogleraar neonatologie en foetale geneeskunde van het Leids Universitair Medisch Centrum Enrico Lopriore. ‘Een pasgeborene wordt sowieso meteen bestookt door micro-organismen. In de baarmoeder is de baby, tenzij de vliezen te vroeg breken, nog steriel. Maar zodra de baby door het geboortekanaal komt wordt het direct gekoloniseerd door stafylokokken en E. coli die op de huid en in de ontlasting van de moeder zitten. Maar zolang ze op de huid van de baby komen is het geen probleem, baby’s hebben normaal gesproken voldoende weerstand om die buiten te houden. En ik neem aan dat Maria haar baby borstvoeding gaf, dus via de moedermelk kreeg hij ook de nodige antistoffen binnen. Een te vroeg geboren baby is heel kwetsbaar, die heeft onvoldoende weerstand, maar bij een gezonde baby is de kans op infectie niet de grootste zorg.’



‘De kans dat er destijds een coronavirus onder herkauwers voorkwam is zeker aanwezig’


Rillen
Ook in de stal lag er een groter gevaar op de loer: onderkoeling. ‘Waarschijnlijk was het daar in Bethlehem in december heel koud. Een belangrijk middel tegen onderkoeling is een reflex om te gaan rillen om warmte te produceren, maar een pasgeboren baby kan dat nog niet. Een andere manier om warmte te behouden is het verbranden van bruin vet, maar ook dat heeft een baby niet. Als een baby niet warm gehouden wordt, kan de temperatuur al snel dalen naar 30 à 32 graden Celsius. En dan heeft het kind ook geen energie om te drinken, waardoor de bloedsuikerspiegel daalt en je een vicieuze cirkel krijg. Dus dat stro en die warme adem waren juist heel goed. De stal was wat dat betreft een prima keuze van Jozef en Maria’, aldus Lapriore.

 

Immuun
Geboren worden tussen de dieren is overigens sowieso niet per se een slechte start, meent Van der Giessen. ‘Het is wel een omgeving met veel micro-organismen, als je veel in aanraking komt met dieren en hun mest heb je wel een grotere kans op ziektes, dus hygiëne is wel belangrijk. Maar daarvoor wordt je later natuurlijk wel weer deels immuun. Ook staat er tegenover dat uit onderzoek blijkt dat kinderen die op een boerderij opgroeien minder last hebben van allergieën.’

 

Kortom: geen reden om de stal onder de kerstboom ineens te gaan verbouwen, al is het dit jaar wellicht wel verstandig de herders en wijzen een stapje achteruit te zetten en te voorzien van een klein mondkapje. En maximaal drie bezoekers per dag uiteraard.



Schaap

De herders die in het veld van een engel vernomen dat Jezus geboren was, snelden zich naar de stal en namen hun schapen mee. Maar deze namen wellicht ook ziekteverwekkers mee. Veel ervan zijn vergelijkbaar met die van de os en de ezel, maar wellicht ook de virusziekte orf (zere bekjes), overgedragen door huidcontact en met blaasjes op handen en armen en mogelijk lymfeklierzwelling tot gevolg. Mocht ook een van de schapen in de stal bevallen zijn, dan zat mogelijk de bacterie Coxiella burnetii in het vruchtwater, dat die via de lucht bij het kindeke Jezus het veel ernstigere Q-koorts had kunnen veroorzaken.



Os en ezel

De os en ezel zijn de vaste bewoners van de kerststal. Runderen en paardachtigen kennen een lange lijst van potentiële ziekteverwekkers, die ze op mensen kunnen overbrengen. Veel daarvan worden doorgegeven via vlees of melk. Maar ook mest of direct contact kunnen de bron zijn, denk aan bekende ziekten als miltvuur (door aanraking), tuberculose (inademing, urine) en brucellose (urine). Ook nu komen in de Nederlandse veestapel nog zoönosen voor, zoals campylobacter, salmonellose, listeriose en dermatophytosen (ringworm).



Kribbe

Ook ziekten die via een tussengastheer de mens bereiken zijn voor het kindeke Jezus een gevaar, zoals de door mijten verspreide schurft, die zich in het stro of de deken kan hebben verschanst. Dat geldt ook voor dermatophytosen. Deze huidschimmels kunnen direct via de huid van het dier worden overgedragen naar de mens, maar ook via (paarden)dekens, voerbakken en kleding.



Kameel/dromedaris

Of de wijzen nu een gedomesticeerde kameel ( Camelus bactrianus ) (niet te verwarren met de tweebultige wilde kameel Camelus ferus ) of een eenbultige dromedaris ( Camelus dromedarius ) meenamen, er kwam hoe dan ook tevens een scala aan ziekten mee die op mensen zijn over te dragen. Het pokkenvirus sprong waarschijnlijk ooit, al dan niet via runderen, over op de mens. Een recentere is het Middle East Respiratory Syndrome-virus (mers), een coronavirus dat in september 2012 bij dromedarissen werd ontdekt en een uitbraak onder mensen in het Midden-Oosten en in Zuid-Korea veroorzaakte. Jezus hoefde voor mers natuurlijk niet bang te zijn, al is niet uitgesloten dat een ander coronavirus wel een gevaar vormde. Waarschijnlijk heerste er ook brucellose, een ziekte die ook nu nog in onder andere de Hoorn van Afrika een probleem vormt.



Hond

Ongetwijfeld namen de herders ook een herdershond mee. Deze trouwe mensenvriend deelt ook menig ziekte met de mens. Denk aan rabiës, leptospirose (ziekte van Weil) en schurft. Ook kunnen honden in het Midden-Oosten besmet zijn met Echinococcus granulosus , een parasiet in de darm van de hond. De eieren, die via de ontlasting van de hond in de stal terechtkomen, kunnen bij de mens de lever aantasten. De bacterie Capnocytophaga canimorsus in het speeksel van de hond is ongevaarlijk voor het dier zelf, maar kan mensen ziek maken. Bovendien zijn honden bevattelijk gebleken voor sars-cov-2.