Een jong mannetje in het Zambiaanse opvangcentrum rust uit. In deze omgeving laten chimpansees prosociaal gedrag zien.

 

Tegen de verwachting in blijken chimpansees groepsgenoten te helpen aan een lekker fruitsapje, zonder zelf ook maar één druppel te krijgen.

 

Chimpansees in een semi-natuurlijke omgeving laten prosociaal gedrag zien: ze zijn geneigd andere individuen uit hun groep te helpen aan een lekker fruitsapje zonder daar zelf toegang tot te krijgen. Het druist in tegen het heersende paradigma dat, wanneer het voedsel betreft, chimps vooral aan zichzelf denken. Dat schrijft een internationale groep biologen 24 februari in Science Advances op basis van veldexperimenten aan vier naast elkaar levende groepen chimpansees in Zambia.

 

‘De leefomgeving van deze groepen apen ligt heel dicht bij de natuurlijke situatie’, vertelt de Nederlandse primatoloog Edwin van Leeuwen, eerste auteur van de publicatie. ‘De verblijven van dit specifieke opvangcentrum zijn gigantisch en de chimpansees kunnen zich in alle rust terugtrekken in het bos. Hierdoor vertonen de groepen echt ander gedrag dan apen in een dierentuin: ze zijn veel actiever en sociaal geëngageerder. Allemaal belangrijke redenen om hier onderzoek te doen.’

 

Fontein
Om de mate van prosocialiteit omtrent voedsel te achterhalen, bouwen de onderzoekers een fontein die alleen fruitsap geeft wanneer er vijf meter verder op een knop gedrukt wordt – de knopdrukker kan met geen mogelijkheid bij het sap. Na een periode waarin drie van de vier groepen zelf oorzaak en gevolg ontrafelen, beginnen individuen van deze groepen inderdaad onbaatzuchtig op de knop te drukken voor groepsgenoten – de vierde groep houdt zich afzijdig. In deze setting waarin apen de vrije keus hebben om bepaalde individuen wel of niet te helpen, blijkt de mate van prosocialiteit sterk per groep te verschillen.

 

Om die variatie beter te begrijpen, voeren de onderzoekers nog een tweede experiment uit: ze vullen een doormidden gesneden bamboestok met een beperkt aantal pinda’s en bieden die aan de groepen aan. Sommige groepen delen het voedsel netjes, terwijl in een andere groep bullebakken zich de pinda’s toe eigenen. In die laatste groep lijken individuen minder geneigd tot prosocialiteit; ze drukken minder vaak op de sapknop uit het andere experiment.

 

Van Leeuwen: ‘Vermoedelijk heeft het prosociale gedrag uit het fonteinexperiment een vergelijkbare functie als vlooien: individuen smeden hiermee onderling een band, wat voor de sociale cohesie van chimpansees van levensbelang is. Verder is groepsvariatie echt een onderbelicht onderzoeksonderwerp bij chimpansees, terwijl daar wel degelijk op grote schaal sprake van lijkt te zijn. In vervolgonderzoek wil ik dan ook gaan kijken in hoeverre groepsvariëteit tot stand komt uit cultuurverschillen.’