‘Alleen met ecologische kennis kun je de wereld niet veranderen’, ontdekte plantenecoloog Liesje Mommer, ‘we zullen het samen moeten doen.’

 

 

‘Samen zijn we beter.’ De Wageningse ecoloog Liesje Mommer wil als wetenschapper de mechanismen achter soortenrijkdom snappen, maar als moeder en mens ook de biodiversiteit redden.

‘Als scholier maakte ik me al zorgen over biodiversiteit. Daarom koos ik bewust voor een studie biologie in Wageningen, want ik wilde ecologie bestuderen in een landbouwcontext. Ik was al vroeg bezig met systeembenadering en deed als student onderzoek naar mengteelten van prei en knolselderij. Dat bleek een prima manier om hardnekkige problemen met trips te voorkomen, maar in de praktijk deed niemand het. Te lastig, te veel werk. Toen realiseerde ik me al dat je alleen met ecologische kennis de wereld niet kan veranderen’, zegt ecoloog Liesje Mommer (1976), hoogleraar plantenecologie en natuurbeheer in Wageningen en tevens trekker van het in juni opgerichte Wageningen Biodiversity Initiative. ‘Hierin willen we ons inzetten om de maatschappij – en met name de voedselproductie – veel natuurinclusiever te maken. We moeten biodiversiteitsverlies stoppen, want biodiversiteit is de basis van ons bestaan: we hebben het nodig voor gezond voedsel, schoon water en als buffer tegen ziektes en klimaatverandering’, aldus Mommer.



Kruispunt
‘Bij mij is sprake van een kruispunt in mijn loopbaan. Ik was als wetenschapper met ondergrondse biodiversiteit bezig en wilde meer weten over de ‘verborgen’ mechanismen. Het Ipbes-rapport van mei 2019 was echter voor mij een wake-upcall: dat een miljoen soorten dreigen uit te sterven en vooral dat vrijwel alle ecosystemen verslechteren als gevolg van menselijke ingrepen. We raken als biologen onze eigen onderzoeksobjecten kwijt, maar ik voelde toch vooral verantwoordelijkheid als mens en moeder’, vertelt Mommer. ‘Wat moet ik mijn kinderen vertellen: dat ik biodiversiteit bestudeerde, terwijl zij straks leven in een wereld waarin die soorten verdwenen zijn en daarmee het functioneren van de planeet in gevaar is?’



‘Eigenlijk willen alle planten vooral ook met hun wortels boven in de grond zitten’



Haar wetenschappelijke interesse om te willen begrijpen wat biodiversiteit betekent voor het functioneren van ecosystemen leerde Mommer hoe belangrijk het is om goede vragen te stellen en connecties te leggen met andere disciplines. ‘Als je naar een vegetatie kijkt, zie je dat er verschillende plantensoorten naast elkaar voorkomen. Het idee was dat dit voordeel oplevert omdat ze ieder hun eigen wortelverdeling hebben. Maar ondergronds herkennen we wortels van verschillende soorten helemaal niet, dus hoe kun je die identificeren’, vertelt Mommer. ‘Ik zocht daarom contact met moleculair biologen: als we met genetische technieken misdaden kunnen oplossen dan kunnen we toch ook wortels identificeren? Ik heb er drie jaar als Veni-postdoc aan gepuzzeld, maar toen kon ik laten zien dat wortelcompetitie heel anders werkt dan we dachten. Eigenlijk willen alle planten vooral ook met hun wortels boven in de grond zitten. Toen kwam het idee bovendrijven dat vooral pathogeenophoping en interacties van de wortels met schimmels en microben belangrijk zijn. Dat was het onderwerp van mijn Vidi-project, waarvoor ik ging samenwerken met mycologen, bodembiologen en bioinformatici om de interacties van complete bodemgemeenschappen in de rhizosfeer van planten beter in beeld te krijgen.’

 

Initiatief
In 2019 initieerde Mommer samen met biodiversiteitsonderzoeker Alexandra Weigelt van de Universität Leipzig de internationale sROOT-werkgroep, die er inmiddels in is geslaagd om een samenhangend raamwerk te ontwikkelen voor de variatie in en functionele betekenis van worteleigenschappen (Science Advances, 1 juli 2020, Nature Ecology & Evolution, 10 juni; en review New Phytologist, 1 juli). ‘Het uitgangspunt is dat planten economische afwegingen maken voor investeringen van biomassa in hun weefsels. Voor bladeren is dat al lange tijd bekend: de gradiënt van snelgroeiende opportunisten – live fast, die young – en de langzaam groeiende doorzetters, slow and steady . Die fast-slow -as kwam echter nooit lekker uit de verf als je het op worteleigenschappen betrok. We zijn er vanuit verschillende invalshoeken naar gaan kijken en hebben op basis van data van 1.700 plantensoorten, voor wortels naast deze klassieke fast-slow-gradiënt een tweede as ontdekt die samenhangt met de manier waarop de wortels nutriënten opnemen. Die loopt uiteen van ‘doe-alles-zelf’ tot de strategie van ‘uitbesteden’, door samenwerking te vormen met mycorrhiza-schimmels’, legt Mommer uit. ‘Ondergronds wordt er veel samengewerkt. Nu we beter begrijpen wat de variatie in wortelkenmerken stuurt, kunnen we dat ook gaan benutten, onder meer voor het verduurzamen van de landbouw.’

 

Dat sluit goed aan bij het Wageningen Biodiversity Initiative, waar ze momenteel veel energie in steekt. ‘Wageningen heeft veel expertise in huis over voedselproductie en intensivering, maar bezit ook een groot potentieel aan ecologische en sociologische kennis om aan geïntegreerde oplossingen te werken. ‘Biodiversiteitsverlies is geen nieuw probleem. Het is heel complex en veelomvattend. En urgent. We zullen het samen moeten doen, want net als in de natuur wordt een netwerk robuuster als het uit meer onderdelen bestaat.

 

We hebben veel disciplines nodig: ecologie, bodemkunde, plant- en dierwetenschappen, technologie, economie en sociale wetenschappen. En we dienen er ook boeren, burgers en beleidsmakers bij te betrekken, want samen zijn we beter. We kunnen in ieder geval niet meer niks doen: dat kun je niet langer verkopen. Biodiversiteit is geen hobby van biologen, maar als biologen al geen voortrekkersrol willen spelen, wat kun je dan van anderen verwachten?’