DOOR GERT VAN MAANEN - Foto's: Edwin Giesbers en Edwin Giesbers - 30-10-2021 - Ecologie
Henrik Barmentlo (links) bij de proefsloten van Levend Lab Leiden, samen met hoogleraar ecoltoxicologie Martina Vijver (rechts). Foto: Edwin Giesbers
Veldexperimenten in Living Lab Leiden bevestigen een causaal verband tussen toepassing neonicotinoïden en aanhoudende afname van insecten.
‘Ons experiment toont aan dat het nog veel gebruikte insecticide thiacloprid onder natuurlijke omstandigheden een ravage aanricht onder waterinsecten. Het zorgt voor een sterke afname aan biomassa en bij dansmuggen zelfs voor een diversiteitsdaling van 50 procent’, zegt de Amsterdamse ecoloog Henrik Barmentlo, eerste auteur van een studie naar thiacloprid-blootstelling voor waterinsecten in PNAS van 2 november (25 oktober online). Het betreft onderzoek dat hij in het kader van zijn promotie deed in de proefsloten van Living Lab Leiden.
BEKERGLAZEN
Neonicotinoïden zijn populaire systemische insecticiden die al dertig jaar in gebruik zijn tegen zuig- en vraatschade in gewassen en ook vaak worden genoemd als veroorzakers van de bijen- en insectensterfte. Sinds 2019 is onder meer de toepassing van de populaire neonicotinoïden imidacloprid en thiacloprid in de Europese Unie al aan banden gelegd. ‘De toelating van deze middelen was destijds gebaseerd op toxicologische experimenten met bijvoorbeeld watervlooien in bekerglazen in het lab. Dan vertroetel je deze beestjes en wordt slechts gedurende een paar dagen gekeken of ze afsterven’, aldus Barmentlo. ‘Wij keken juist naar de invloed van realistische concentraties op de biomassa en soortenrijkdom van hele groepen waterinsecten onder natuurlijke omstandigheden en gedurende meerdere maanden van hun levenscyclus.’
Overzicht van het experiment op Levend Lab Leiden, waar de proefsloten zijn verbonden met open water en in elke sloot de insecten met een val werden gevangen (inzet: linksboven). Beeld: Barmentlo e.a., PNAS, 2021
Barmentlo en collega’s analyseerden de gevolgen van blootstelling aan toenemende concentraties thiacloprid op ruim vijftigduizend waterinsecten. Hierbij vertoonden alle grote insectenorden een significante afname van de biomassa, met mediane verliezen van tussen de 18 en 48 procent. Bij de hoogste concentratie, 10 microgram thiacloprid per liter, was vrijwel de gehele uitkomst van waterinsecten verstoord. ‘Het was echt monnikenwerk, alle 55.574 insecten zijn door onze handen gegaan’, vertelt Barmentlo. ‘Voor de meest soortenrijke en lastig te determineren groep van de dansmuggen of Chironomidae hebben we vastgesteld dat de diversiteit al halveert bij 1 microgram thiacloprid per liter.’ Hun studie toont volgens hem de schadelijke effecten aan op zoetwaterinsecten en de noodzaak neonicotinoïden nog verder aan banden te leggen.
DESASTREUS
‘Voor insiders zijn deze uitkomsten helaas niet heel verrassend’, stelt de niet direct betrokken Wageningse hoogleraar chemische stressecologie Paul van den Brink. ‘Het is wel een mooie studie waarin veel werk is verricht om de effecten op insectenpopulaties aan te tonen. Het laat – net als onze eerdere studies aan imidacloprid op eendagsvliegen – zien dat lage concentraties aan neonicotinoïden al desastreus kunnen zijn. Terugkijkend kun je gerust stellen dat neonicotinoïden nooit alleen op basis van risicobeoordeling op watervlooien op de markt hadden mogen komen, want watervlooien zijn daar juist zeer resistent tegen.’