Milieubioloog Lonneke IJseldijk mocht als puber helpen bij de bruinvissnijtafel in Utrecht: ‘Daarna ben ik nooit meer weggegaan.’

 

Op de snijtafel achterhaalt bioloog Lonneke IJsseldijk de soms mysterieuze doodsoorzaken van bruinvissen. ‘Hoe verser het kadaver, hoe beter.’

 

‘Soms raakt het mij wel als ik een bruinviskadaver op mijn snijtafel heb liggen. Wanneer ik er bijvoorbeeld achter kom dat een dier een vreselijke ziekte had en weken heeft moeten lijden. Of als er een kerngezond en zwanger vrouwtje verstrikt is geraakt in een visnet: dan heb je opeens door menselijk handelen onverwacht twee kadavers op je tafel liggen. Maar ik kan ook vrij gemakkelijk de knop omzetten en een dode bruinvis als een soort object beschouwen. Gelukkig maar, want als ik medelijden zou hebben met ieder dier dat hier binnenkomt, dan zou ik een heel ongelukkig leven leiden.’

 

Dat vertelt milieubioloog Lonneke IJsseldijk (1991) over haar onderzoek naar onder meer de doods- en strandingsoorzaken van bruinvissen in de Noordzee. Jaarlijks belanden er zo’n vijftig tot honderd kadavers op haar snijtafel bij de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht (UU), waar ze de zeezoogdieren als een ware patholoog-anatoom binnenstebuiten keert. Afgelopen 2 november promoveerde ze op de gevaren waar bruinvissen mee te maken hebben en het belang van internationale samenwerking voor de bescherming van deze dieren. ‘Sinds de jaren negentig spoelen er steeds meer bruinvissen aan op de Nederlandse kust, met vooral een sterke toename vanaf het jaar 2005’, weet IJsseldijk. ‘Daarom is in 2008 het monitoringsonderzoek aan de UU begonnen in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. We zijn daarin sterk afhankelijk van het nationale strandingsnetwerk, een groep van vrijwilligers, instellingen en particulieren die precies weet aan welke criteria een aangespoelde bruinvis moet voldoen om in aanmerking te komen voor ons onderzoek. Daarbij geldt: hoe verser het kadaver, hoe beter. Ik heb er niks aan als een bruinvis al sterk aan het ontbinden is. Daar valt vaak weinig meer aan te zien.’



‘Na infectieziekten sterven de meeste individuen door aanvallen van grijze zeehonden’




BEMONSTERD

Als de versheid van een dier als acceptabel is vastgesteld, komt het al snel bij IJsseldijk terecht voor een autopsie. Ze werkt daarbij van buiten naar binnen. Beschadigingen aan de buitenkant kunnen bijvoorbeeld wijzen op een dodelijke aanval van een grijze zeehond of verstrikking in een vissersnet; om een infectie met een bacterie, virus of parasiet vast te stellen moet het mes erin. Alle organen worden bekeken en bemonsterd – de weefsels gaan onder de microscoop en worden allemaal bewaard in een weefselbank.

 

‘Ik ben eigenlijk een soort hoarder – ik verzamel alles in potjes en heb inmiddels een hele opslag aan eierstokken staan. Daar doen we nu niks mee, maar door deze verzameldrift kunnen we in de toekomst ook retrospectief onderzoek doen’, vertelt IJsseldijk. ‘Bovendien: strength comes in numbers . Alleen als je veel data hebt, kun je allerlei belangrijke en interessante vragen beantwoorden. Inmiddels doen we dit al vijftien jaar, dus we kunnen al echt naar trends kijken.’

 

Verreweg de meeste bruinvissen blijken te sterven aan een infectieziekte; dat is ook de verdenking voor de 190 mysterieuze strandingen van afgelopen zomer op de Waddeneilanden (zie ook ‘Waardoor sterven er opeens zoveel bruinvissen?’, QED Bionieuws 14 ). ‘Daar werd Erysipelothrix rhusiopathiae grootschalig in de onderzochte bruinvissen gevonden, een bacterie die tot bloedvergiftiging kan leiden bij walvisachtigen. Onze hypothese is dat meerdere bruinvissen van eenzelfde gecontamineerde voedselbron hebben gegeten.’

 

Toch zijn infectieziekten lang niet de enige doodsoorzaken van bruinvissen. ‘We denken dat vervuiling flinke impact heeft en onderzoeken in dat kader de rol van pcb’s – vermoedelijk zijn die gelinkt aan infecties en reproductiefalen. Ook pfas staat inmiddels op onze radar. En ik maak mij tevens zorgen over menselijk geproduceerd geluid. We weten nog weinig van het effect van windmolenparken en scheepsvaart, maar bruinvissen zijn gewoon ontzettend gevoelig voor geluid. Toch lijken natuurlijke doodsoorzaken vooralsnog de overhand te hebben, na infectieziekten sterven de meeste individuen door aanvallen van grijze zeehonden.’

 

Al van kinds af aan is IJsseldijk gefascineerd door dolfijnen. ‘Ik had echt zo’n ideaalbeeld: zwemmen met dolfijnen en onderzoek doen, of zelfs trainer worden. Maar later kwam ik erachter dat de opties in Nederland daarvoor niet zo groot zijn, en stond ik niet meer achter het in gevangenschap houden van zeezoogdieren.’ De interesse voor bruinvissen wordt vervolgens aangewakkerd in haar laatste jaar van de havo, door een biologiedocent. ‘Hij wist dat bruinviskadavers gedurende het jaar werden opgeslagen op Texel en in de eerste week van december naar de snijtafel gingen van de Universiteit Utrecht. Ik mocht daar naartoe om te helpen; dat was echt fantastisch mooi. Daarna ben ik nooit meer weggegaan. Na mijn promotie ga ik daar door als universitair docent, wat betekent dat ik ook onderwijs ga geven. Spannend. Nu zie ik alleen nog ongeïnteresseerde studenten voor me, maar misschien valt het mee.

 

‘Ik heb nog wel eens onderzoek gedaan op zee, maar dat was echt een desillusie. Ik heb het geduld niet om urenlang op een bootje te wachten, om vervolgens te concluderen dat je nauwelijks iets hebt gezien of data hebt verzameld. Hij is dan zo fijn om een kadaver op je snijtafel te hebben liggen; je ziet zoveel meer dan wat je in het veld ooit kan waarnemen.’