Eens een lefkever, altijd een lefkever, blijkt uit experimenteel onderzoek naar persoonlijkheden bij gehoornde schimmelkevers.

 

Zodra de zon ondergaat en de nacht intreedt in de bossen van Noord-Amerika, speelt zich op de schijfzwammen op rottend hout een bijzonder tafereel af: kleine, donkerbruine en pokdalige mannetjeskevers die elkaar te lijf gaan met hun hoorns en vrouwtjes verleiden – die ze daarna urenlang vastgrijpen en verdedigen ter voorbereiding op de copulatie. Het mag geen verrassing zijn dat voor deze gehoornde schimmelkevers (Bolitotherus cornutus) sociale interacties nogal van levensbelang zijn. Toch vertoont niet elk kevertje dezelfde mate van lef. In een willekeurige populatie zijn er individuen die vol overgave allerhande interacties aangaan, tegenover kevers die alleen de hoogstnoodzakelijke contacten onderhouden – dat laatste kan voordelig zijn wanneer er bijvoorbeeld een ziekte door een populatie raast. Maar in hoeverre is zo’n keverpersoonlijkheid eigenlijk in beton gegoten? Met andere woorden: kunnen kevertjes hun persoonlijkheid aanpassen, afhankelijk van het gedrag in de rest van groep?

 

Asociale kevers
Een groepje Amerikaanse biologen zocht het uit door experimenteel vijf populaties te creëren met alleen maar sociale kevers, tegenover vijf populaties met alleen maar asociale kevers, terwijl ze andere variabelen zo constant mogelijk houden (Biology Letters, 16 maart). Acht dagen lang volgen ze de keverinteracties, om vervolgens tot de conclusie te komen dat er sprake is van een stevige verankering van persoonlijkheden met weinig ruimte voor plasticiteit. Ofwel: kevers behouden in een nieuwe groep hun persoonlijkheid. De netwerkstructuren in een groep zijn dus afhankelijk van de persoonlijkheden waaruit die groep bestaat, en niet andersom.



Toch vertoont niet elk kevertje dezelfde mate van lef



Foerageersuccess, paringssystemen, groepsactiviteit, collectieve zorg voor de nakomelingen; het zijn allemaal aspecten van een populatie die beïnvloed worden door de samenstelling van persoonlijkheden in een groep, schrijven de onderzoekers. Een gezonde balans van lefkevers en angstkevers kan dan geen kwaad. Voor mensen is dat vermoedelijk niet anders.