
Balts van twee geoorde futen in de Emerput bij Breda. Door uitbreiding van natte natuurgebieden is de geoorde fuut sinds 1960 in opmars in Nederland. Foto: Henk Laverman
De totale aantallen Nederlandse broedvogels blijven eigenlijk al sinds 1900 ongeveer gelijk, maar het is sindsdien wel een komen en gaan van vogelsoorten. Er broeden nu ook méér vogelsoorten, maar echte verklaringen zijn lastig te geven.
‘Voor een vogelaar is het glas eigenlijk altijd halfleeg. Er is vooral zorg over vogelsoorten die verdwijnen. Als je door je wimpers kijkt dan is misschien 20 procent van de vogelsoorten min of meer stabiel en gaat 40 procent voor- of juist achteruit. Maar de meeste aandacht gaat uit naar vogelsoorten die dreigen te verdwijnen. Want eens weg is altijd weg’, zegt ornitholoog Ruud Foppen, onderzoeker bij Sovon Vogelonderzoek Nederland en bijzonder hoogleraar geïntegreerde natuurbescherming in Nijmegen. Hij is mede-auteur van het eind 2021 verschenen naslagwerk Verschenen of verdwenen dat een overzicht geeft van de zeventig vogelsoorten die sinds 1900 in Nederland zijn gaan broeden of juist ons land hebben verlaten. Hieruit blijkt onder meer dat er nu in Nederland meer vogelsoorten broeden dan in 1900, terwijl het totaal aantal broedvogels ongeveer gelijk is gebleven (circa 12 miljoen broedparen).

Generalisten en specialisten
Verloop totaal aantal broedparen van generalisten (grijsblauwe lijn) en specialisten per leefgebied sinds 1915 (aantallen x1000). Illustratie uit Verschenen en verdwenen, Sovon
Het aantal broedvogelsoorten steeg tussen 1900 en 2020 van ongeveer 148 naar 187, met ruim een kwart (26 procent). Als exoten worden meegeteld is die stijging zelfs een derde (35 procent). Een ontwikkeling die haaks lijkt te staan op de vele berichten dat het slecht gaat met de biodiversiteit. ‘Een stijging van het aantal soorten zegt niet alles, ook dan kan er sprake zijn van verarming van de biodiversiteit’, stelt Foppen. ‘Zo zien we dat er vooral specialisten uit bijzondere leefgebieden verdwijnen en er meer generalisten voor in de plaats komen. We raken op hoogveen, duinen en heide soorten als goudplevier, griel en korhoen kwijt en krijgen er bij wijze van spreken allerlei soorten meeuwen en ganzen voor terug.’ Soorten die toenemen zijn nu vaak generalistische bos- en watervogels (zie figuur boven). Er is – eigenlijk in heel Europa – sprake van homogenisatie van de broedvogelbevolking en het ontstaan van steeds meer ‘eenheidsworst’. Ook bestaan nieuwkomers volgens Foppen vaak uit soorten met relatief kleine en dus kwetsbare populaties.
‘We raken op hoogveen, duinen en heide soorten als goudplevier, griel en korhoen kwijt’
Het is volgens Foppen niet eenvoudig om te verklaren waarom een bepaalde soort sterk afneemt en een ander sterk toeneemt (zie kaders onder). ‘Het is niet waarschijnlijk dat er één factor is die dat bepaalt, maar vrijwel altijd een combinatie van factoren. Je kunt heel veel beschermingsmaatregelen nemen, maar als het leefgebied niet op orde is, dan is er veel kunst- en vliegwerk nodig om een populatie overeind te houden’, aldus Foppen. Dat verklaart volgens hem waarom bijvoorbeeld de herintroductie van de raaf succes had, maar die van de korhoen niet. Er zijn wel een paar duidelijke tendensen zichtbaar in de samenstelling van Nederlandse broedvogelsoorten (Die Vogelwelt, 2017): zo is het aandeel soorten op boerenland drastisch afgenomen (van ongeveer 45 tot 15 procent) en het aantal bosbewonende soorten flink gestegen (9 tot 23 procent).
NOORDWAARTS
Klimaatverandering wordt heel vaak genoemd als een belangrijke oorzaak van het noordwaarts opschuiven van vogelsoorten, maar ook daar spelen vrijwel altijd bijkomende zaken, meent Sovon-onderzoeker Chris van Turnhout. ‘Sinds het klimaat rond 1980 flink begon op te warmen hebben zich 28 nieuwe soorten broedvogels in Nederland gevestigd. Daarvan zijn er elf soorten echt afkomstig uit het zuiden, maar ook elf juist uit het noorden. Klimaatverandering is dus zeker niet dé oorzaak voor vestiging van nieuwe broedvogels. Maar van soorten als de kleine zilverreiger, bijeneter, Cetti’s zanger en orpheusspotvogel lijkt het wel logisch dat opwarming een belangrijke rol speelt. Kleine zilverreigers hebben vooral behoefte aan zachte winters. Zelfs de korte vorstperiode in 2018 had al een dempend effect op de aantallen’, aldus Van Turnhout.

De grote zilverreiger is van een zeldzame dwaalgast uitgegroeid tot een vast landschapselement in Nederland. Foto: Andre Eijkenaar, Landschapsbeheer Groningen / website Natuurmonumenten.
De Britse ecoloog Brian Huntley maakte vijftien jaar geleden al een complete atlas met verspreidingskaartjes voor 431 vogelsoorten rond het jaar 2100 bij een temperatuuropwarming van 3 graden Celsius (A Climatic Atlas of European Breeding Birds, 2007). Om hun voorkeursklimaat bij te houden zou een gemiddelde Europese vogelsoort 550 kilometer noordoostelijk op moeten schuiven. Klimaat is hierbij echter nogal eendimensionaal vertaald in temperatuurstijging. Dat speelt niet bij de recent gepubliceerde studie, waarvan Foppen en Van Turnhout medeauteur zijn, en waarin dertig jaar aan verspreidingsgegevens van 64 moerasvogels uit twee opeenvolgende Europese broedvogelatlassen en klimaat- en landgebruikmodellen zijn gebruikt om opschuivingen te valideren (Environmental Research Letters, 10 februari). Hierbij blijkt dat er sprake is van een gemiddelde noordwaartse verschuiving van broedgebieden van 5 kilometer per jaar. Van Turnhout: ‘Vogels zijn bij uitstek mobiel, maar ook vaak trouw aan broedgebieden. Het blijft de vraag of ze allemaal in staat zullen zijn om met alle veranderingen mee te bewegen.’

Vier voorbeelden van verdwenen of verschenen vogels: ortolaan, grote zilverreiger, geoorde fuut en blauwe kiekendief. Foto's: Andrej Chudy, Michael L. Baird, Stephan Sprinz, Isle of Man Government, Wikipedia.
Ortolaan
Emberiza hortulana – VERDWENEN

De ortolaan was rond 1900 in Nederland nog een algemeen voorkomende broedvogel op de hoge zandgronden, dat toen gekenmerkt werd door kleinschalige gemengde boerenbedrijven met veel graanteelt, houtwallen en zandwegen met kruidenrijke bermen. Schaalvergroting en vervanging van rogge door maïs hebben de ortolaan ons land uitgejaagd. De ortolanen – in Frankrijk tot 1999 nog legaal gegeten als delicatesse – namen sinds 1980 in heel Europa met 90 procent af, maar handhaven zich regionaal nog in voormalig Oost-Duitsland.
Grote zilverreiger
Ardea alba – EXPLOSIEVE GROEI

Van de grote zilverreiger zijn tussen 1855 en 1945 geen waarnemingen in Nederland bekend en de vogel bleef lang een zeldzame dwaalgast. Dat verandert in 1978 door het eerste broedgeval in de Oostvaardersplassen. De zilverreiger begon hier zijn groeispurt en vanaf 2000 lijkt sprake van explosieve groei van de hier overwinterende populatie. Een opmars die waarschijnlijk mede te danken is aan warmere winters en meer aanbod van kleine prooivissen in binnenwateren en veldmuizen op grasland.
Geoorde fuut
Podiceps nigricollis – IN OPMARS

In 1918 was er een kleine invasie van geoorde futen in Nederland, met duurzame broedgevallen in de Ankerveense Plassen en het Gooi. Daarna begonnen met vallen en opstaan vestigingen in vennen en ander ondiepe wateren. Natte natuurontwikkeling en waterberging heeft de geoorde fuut vleugels gegeven. Het Zuidlaardermeer is nu het belangrijkste broedgebied, waar de geoorde futen graag broeden tussen kokmeeuwen.
Blauwe kiekendief
Circus cyaneus – OVER DE PIEK HEEN

De blauwe kiekendief broedde waarschijnlijk vanaf 1925 al incidenteel in Zuid-Nederland, maar de eerste opmars vond pas plaats vanaf 1945 op de Waddeneilanden. De roofvogel vestigde zich later ook in De Wieden en Weerribben om rond 1980 nog even te pieken in Zuidelijk Flevoland. Het Waddengebied bleef lang een laatste bolwerk maar ook daar broedt nog maar een handvol paren. Als broedvogel is de blauwe kiekendief inmiddels zelfs zeldzamer dan de zeearend.
ILLUSTRATIES UIT: VERSCHENEN EN VERDWENEN, SOVON
Nederlandse broedvogels in beweging

VERSCHENEN OF VERDWENEN - Sovon – Fred Hustings, Kees Koffijberg & Harvey van Diek (redactie)
Hardcover, 320 pagina’s, 50 euro
(Sovon-leden: 32,50 euro)
Het houdt het midden tussen een historisch naslagwerk en een koffietafelboek. In het door Sovon Vogelonderzoek Nederland samengestelde Verschenen of verdwenen zijn 120 jaar aan veranderingen in de Nederlandse broedvogelpopulatie inzichtelijk in beeld gebracht met verspreidingskaartjes, infographics, anekdotische waarnemingen en ruim vijfhonderd prachtige foto’s. Kern van het boek vormen de zeventig broedvogelsoorten die tussen 1900 en nu opkwamen of ondergingen. Het geheel is gebaseerd op de informatie uit het echte standaardwerk: Vogelatlas van Nederland (2019). Dit aangevuld met zes themahoofdstukken over de ornithologie, soortenbescherming, exoten, verschijnen als biologisch fenomeen, klimaatverandering, incidentele broedvogels en een toekomstvoorspelling.(GvM)