In het wild zitten zebravinken vaak in groepjes bij elkaar en horen dus zang van meerdere mannetjes.

 

Vogelzang functioneert niet bij alle soorten om partners te lokken of territoria af te bakenen. Dit ontdekten Wageningse gedragsbiologen na veldwerk aan in het wild levende zebravinken, nota bene modelsoort voor studies aan vogelzang in het lab.

 

‘Er waren al langer twijfels, maar dit veldwerk laat zien dan een uitbreiding nodig is op het conventionele idee dat vogelzang voornamelijk een rol speelt bij partnerkeuze of territorialiteit’, zegt de Wageningse gedragsbioloog Hugo Loning. Hij is eerste auteur van een vijfjarige veldstudie aan de zang van zebravinken (Taeniopygia guttata) in hun natuurlijke habitat in Australië. Daaruit blijkt dat mannetjes vooral zingen als ze al met een vrouwtje een paartje vormen en bovendien vaak in groepsverband en buiten het broedseizoen zingen (Current Biology, 20 december). ‘Er is nog maar heel weinig onderzoek gedaan naar de zang van in het wild levende zebravinken. Ze zijn een modelsoort voor laboratoriumstudies, waarin vaak wordt gekeken naar mechanismen achter vocaal leren, zangherkenning en neurale verwerking. Op veel daarvan hebben onze bevindingen geen grote implicaties, maar wel voor de vertaling naar een ecologische of evolutionaire context’, stelt Loning. ‘Het idee dat zang vooral te maken heeft met het afbakenen van territoria of partners lokken is veel te simpel. Dat speelt waarschijnlijk wel een grote rol bij vogels in gematigde klimaten, die in het voorjaar een territorium bezetten en daarna al heel snel broeden en concurreren om beperkte voedselbronnen. Wij veronderstellen dat zang ook een belangrijke functie heeft in het behoud van sociale cohesie en in de afstemming van broedgedrag. Dat is ook veel belangrijker voor zebravinken, want die leven in een veel minder voorspelbare omgeving en eten vooral graszaden die na regens opeens in overmaat aanwezig zijn.’

 

Wilde zebravinken vormen al heel vroeg en langdurig monogame paartjes, maar leven vervolgens vooral in sociale groepen. ‘De mannetjes zingen wel voornamelijk als ze bij hun partner zijn, wat suggereert dat zang belangrijk blijft voor paarbinding. Maar ze voeren die zang bijna altijd uit als ze in groepjes bij elkaar zitten in struiken of bomen’, signaleert Loning. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de Australische gedragsecoloog Simon Griffith, die sinds 2005 een populatie vrijlevende zebravinken bestudeert in Australië. In dit geval zijn tussen 2016 en 2020 langs vaste transecten gedragsobservaties gedaan, gedurende lange perioden geluidsopnamen gemaakt en geanalyseerd en ook experimenten met teruggespeelde zang bij nestkasten uitgevoerd.

 

‘Een heel mooie, kwantitatieve studie over vogelzang in het wild’, constateert de niet direct betrokken Leidse gedragsbioloog en vogelzangonderzoeker Katharina Riebel, die samen met haar Australische collega Naomi Langmore een kort commentaar in het januarinummer van Current Biology publiceert. ‘De studie komt op een moment dat er veel dogma’s rond vogelzang ter discussie staan. Interessant is dat het bijvoorbeeld bevestigt dat zang als een sociaal bindmiddel kan functioneren, wat mogelijk ook verklaart waarom koloniale soorten als spreeuwen jaarrond zingen. Het daagt ons ook nog meer uit om een goede verklaring te vinden waarom vrouwelijke zebravinken niet zingen, terwijl veel andere Australische soorten dat juist doen. Meer in het algemeen moeten we erkennen dat we nog veel van vogelzang niet goed begrijpen.’