DOOR STEIJN VAN SCHIE - FOTO: IMAGESELECT - 16-02-2024 - Zoölogie

De trompetterzeenaald (Syngnathus typhle) ligt vaak goed gecamoufleerd klaar om een verrassingsaanval uit te voeren. Foto: ImageSelect
Net als bij zeepaardjes zorgen mannelijke trompetterzeenaalden voor de eitjes en jonkies, maar niet voordat er een innige liefdesdans heeft plaatsgevonden.
Wie snorkelt of duikt in de ondiepe wateren van de Middellandse Zee, Zwarte Zee of oostelijke Atlantische Oceaan, en zijn snufferd héél aandachtig tussen het zeegras steekt, ziet ‘m misschien wel doodstil tussen de blaadjes hangen: een langwerpig en grofweg 20 centimeter lang zeepaardachtig wezen met een trompetachtige snuit, volledig bedekt met benige plaatjes en aan het uiteinde van zijn staart een soort waaiertje. De trompetterzeenaald ligt daar goed gecamoufleerd in hinderlaag, wachtend om een verrassingsaanval uit te voeren.
Doordat zijn tandeloze kaak is vergroeid met zijn schedel – net als bij alle andere soorten uit de familie van zeepaardjes en -naalden: Syngnathidae – gaat dat bijzonder goed. In een fractie van een seconde zuigt hij nietsvermoedende eenoogkreeftjes en ander plankton naar binnen. De genusnaam Syngnathus verwijst naar deze aanpassing. Syn en gnathus verwijzen respectievelijk naar de Oud-Griekse woorden voor vergroeid en kaak.
In het broedseizoen is de kans echter groter om er een te spotten. De heren en vooral dames tonen elkaar dan hun ornament: een meestal zwarte streep over de lengte van hun lijf. Bij wederzijdse interesse gaan de koppies tegen elkaar en begint er een innige dans met kronkelende en trillende bewegingen.
Ter afsluiting dumpt het vrouwtje zo’n twintig eitjes in de broedzak van het mannetje, waar ze worden bevrucht. Na zo’n vier weken betreden jonge zeenaaldjes voorzichtig het open water; bij gevaar trekken ze zich terug in pappa’s broedzak. Moeders blijken vooral bij te dragen aan het darmmicrobioom van de nakomelingen, terwijl vaders vooral een aandeel hebben in hun externe microbioom (Proceedings of the Royal Society B, 7 februari).
Hoewel trompetterzeenaalden prima zicht hebben, verwijst de soorttoevoeging naar het Latijnse woord voor blind: typhle. Mogelijk komt dit doordat Aristoteles de zeenaalden in een van zijn werken vergeleek met blinde slangen, waarmee ze op anatomisch niveau veel gelijkenis zouden hebben.