DOOR AAFKE KOK, GERT VAN MAANEN EN STEIJN VAN SCHIE - FOTO: ANP RAMON VAN FLYMEN/ IMAGESELECT - 20-06-2025 - Biologie
Beeld van een recente demonstratie tegen de 'genocide in Gaza' bij de Universiteit van Amsterdam. Foto: ANP Ramon van Flymen / ImageSelect
De rectoren van de Nederlandse universiteiten doen een oproep om academische vrijheid te beschermen. Wat is daarvoor nodig?
‘We zien wereldwijd dat overheden zich steeds nadrukkelijker bemoeien met de inhoud van onderwijs en onderzoek’, stelt de verklaring. Om de kernprincipes die aan academische vrijheid ten grondslag liggen – zoals institutionele autonomie, onafhankelijke kennisontwikkeling en respectvol van mening verschillen – in stand te houden, moeten ‘we ons telkens opnieuw tot de academische vrijheid verhouden, haar soms verdedigen én ook met regelmaat intern begrenzen’, aldus de rectoren. Wat is er nodig om academische vrijheid in Nederland goed te waarborgen?
Jeroen Geurts, neurobioloog en rector magnificus Vrije Universiteit Amsterdam, mede-opsteller van de rectorenverklaring over academische vrijheid van 30 mei
‘Met onze verklaring zetten we een streep in het zand en geven we aan dat het nodig is om in gesprek te gaan over academische vrijheid. Ruimte voor nieuwe en andere ideeën is van groot belang voor de voortgang van wetenschap en samenleving. Maar het is geen vrijbrief, want die vrijheid is verbonden met eisen over wetenschappelijke integriteit en kwaliteit. Op een universiteit moeten meningen samenkomen en botsen, maar wel met respect en zonder dogma’s. We moeten hier met elkaar een dialoog voeren. De academische vrijheid staat mede onder druk vanwege de huidige geopolitieke situatie en dat op veel plaatsen populisten aan de macht zijn of waren. Maar Nederland bungelt al langer onderin de Europese Academic Freedom Monitor, omdat investeringen van het Rijk in fundamenteel onderzoek achterblijven. Ook dat is iets waar we de politiek op blijven aanspreken.
Gisteren liep op onze campus nog een Gaza-protest uit de hand. Op een universiteit moet veel ruimte zijn voor verschillen van mening, maar er is geen plaats voor dogmatisme en eenzijdig eisen stellen. Er moet een balans zijn tussen het recht om te protesteren en het borgen van een veilige omgeving voor iedere student en medewerker: een balans tussen vrijheid nemen en vrijheid geven.’

‘De afgelopen decennia hebben universiteiten (...) de New Public Management-benadering omarmd, wat neerkomt op het overnemen van principes uit het bedrijfsleven in de veronderstelling dat dit de efficiëntie en effectiviteit van de universiteit zal verbeteren. Dit heeft geleid tot een ‘corporate’ universiteit, die wordt gekenmerkt door een toename van prestatiemetingen, interne concurrentie, facturering, outsourcing en jargon uit het bedrijfsleven. (...) De marktfaçade dwingt academici in feite om mee te gaan in een schijnlogica die rechtstreeks van invloed is op hoe zij zich als collega’s gedragen, hoe zij tegen hun academische werk aankijken en hoe zij hun werk doen. En dit brengt de kern van wat de universiteit zou moeten zijn direct in gevaar: academische vrijheid. (...)
‘Door de inkrimping van het onderzoeksgebied als gevolg van bezuinigingen worden steeds vaker alleen die vragen gesteld waarvoor gevestigde overheids-, particuliere of andere instellingen bereid zijn te betalen. Meer fundamentele onderzoeksvragen (...) worden zelden gefinancierd. (...) Daarom pleiten wij voor een fundamentele discussie over hoe we de universiteit structureel kunnen herzien en herstellen. En universiteiten zich weer kunnen concentreren op hun rol als publieke instelling, met als kernfuncties onderwijs, onderzoek en maatschappelijke betrokkenheid op basis van coöperatieve principes van vertrouwen, samenwerking en openbare dienstverlening.’
Stanley Brul, hoogleraar moleculaire biologie en microbiële voedselveiligheid aan de Universiteit van Amsterdam en bestuursvoorzitter van het Nederlands Instituut voor Biologie
‘In Nederland hebben we gelukkig geen directe overheidsinmenging zoals momenteel in de Verenigde Staten, maar dat betekent niet dat er geen andere vormen van druk kunnen ontstaan. Ook acties van studenten kunnen invloed uitoefenen. Het is dan des te belangrijker om het gesprek intern aan te gaan – en dan bedoel ik een echte dialoog, waarin je luistert naar elkaar, ideeën uitwisselt op academisch niveau en openstaat voor verschillende perspectieven. ‘Het is altijd een uitdaging om dat gesprek levend te houden. Of daar voldoende ruimte voor is, weet ik niet zeker, maar er zijn zeker mogelijkheden om het gesprek op gang te brengen. In de levenswetenschappen kunnen nieuwe technologieën zowel positieve als negatieve toepassingen hebben. Dat vraagt om zorgvuldige afwegingen. Het inzetten van biotechnologie voor wapenontwikkeling, bijvoorbeeld, hoort wat mij betreft niet thuis binnen de universiteit.
‘Ook samenwerkingen met het bedrijfsleven kunnen discussie oproepen, en dat is terecht. Die discussie moet gevoerd worden. Nu de eerste geldstroom onder druk staat, wordt publiek-private financiering steeds belangrijker. Dan is het cruciaal dat in samenwerkingscontracten wordt vastgelegd dat het onderzoek leidend is, en dat wetenschappers volledige publicatievrijheid behouden, ongeacht de uitkomst van het onderzoek. ‘Ik denk dat we het in Nederland, en in Europa in bredere zin, helemaal niet slecht doen. Maar dat betekent niet dat we zelfgenoegzaam mogen worden. We moeten alert blijven en actief het academisch debat blijven voeren.’
Marileen Dogterom, president van de KNAW en hoogleraar biofysica aan de TU Delft
‘Als je kijkt naar internationale monitors zoals de Academic Freedom Index en de Europese Academic Freedom Monitor, bungelt Nederland inmiddels onderaan. Een belangrijke oorzaak is structureel: binnen de eerste geldstroom, bedoeld voor vrij onderzoek vanuit instellingen, is nauwelijks nog ruimte voor ongebonden, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. Wetenschappers zijn steeds meer aangewezen op projectsubsidies uit tweede en derde geldstromen. Daarmee komt de inhoudelijke richting van onderzoek vaak impliciet van buitenaf. Dat is een sluipend verlies aan vrijheid met mogelijk grote gevolgen op termijn. Tegelijk zie je een toenemende polarisatie in het maatschappelijke debat, die ook universiteiten binnendringt. Afhankelijk van het vakgebied voelt tussen de 10 en 30 procent van de studenten zich niet vrij om bepaalde onderwerpen te bespreken. Ook wetenschappers krijgen steeds vaker te maken met bedreigingen of intimidatie als ze zich publiekelijk uitspreken. Die dynamiek werkt verlammend, terwijl de universiteit juist dé plek moet zijn voor debat, twijfel en confrontatie – mits respectvol. Daarom moet het gesprek over academische vrijheid expliciet deel uitmaken van het onderwijs. Wat betekent academische vrijheid in de praktijk? Hoe verhoudt zij zich tot andere vrijheden? Wat vraagt ze van jou als onderzoeker, student of docent? En hoe blijf je nieuwsgierig naar anderen, ook als je het fundamenteel oneens bent? Ook de politiek heeft hierin een rol. Polarisatie wordt deels van bovenaf aangewakkerd. Als politici zich uitspreken tegen verharding van het debat, helpen ze jonge mensen om met die complexiteit om te gaan.’