Een wesp (rechts) en de overeenkomstige 3D-geprinte replica's. Foto: Christopher Taylor (University of Nottingham)


Of mimicry werkt, hangt vooral af van wie er kijkt. Vogels prikken moeiteloos door slechte imitaties heen, terwijl ongewervelden snel misleid zijn.

Vogels kunnen nauwkeurige imitaties van gevaarlijke insecten feilloos onderscheiden van minder geslaagde kopieën, terwijl invertebraten zoals spinnen en bidsprinkhanen zich makkelijker laten misleiden. Dat blijkt uit experimenteel onderzoek in Nature van 2 juli. Doordat roofdieren sterk verschillen in hun vermogen om na-apers te doorzien, kan matige mimicry in de natuur standhouden.

Batesiaanse mimicry – waarbij een ongevaarlijk dier een gevaarlijke of oneetbare soort imiteert – blijft een klassiek voorbeeld van adaptieve evolutie. Hoewel natuurlijke selectie naar verwachting steeds betere imitaties zou moeten opleveren, is dat lang niet altijd het geval. De natuur zit vol slordige nabootsingen; zweefvliegen lijken voor het menselijk oog maar zijdelings op wespen.

REPLICA'S

Om te achterhalen waardoor onnauwkeurige mimicry blijft bestaan, maakten Britse biologen 3D-geprinte replica’s van wespen en zweefvliegen inclusief tussenvormen die in de natuur niet voorkomen. Ze manipuleerden kenmerken als kleur, vorm en patroon afzonderlijk, en legden de modellen voor aan verschillende roofdieren, waaronder pimpelmezen, koolmezen, krabspinnen, springspinnen en bidsprinkhanen. Dit deden ze zowel bij voederstations in het veld als in het lab.

Uit de experimenten blijkt dat vogels veel nauwkeuriger onderscheid maken dan ongewervelden. Ze leren snel welke prooien oneetbaar zijn en laten goede lookalikes vaker links liggen dan slechte. Met name kleur en formaat blijken bepalend voor herkenning – vogels reageren daar sterker op dan op patroon of lichaamsvorm. Daarentegen weten invertebraten matige dan wel goede imitaties slecht te onderscheiden, wat erop duidt dat zij minder selectiedruk uitoefenen op mimetische precisie.

Links: Een springspin (rechtsonder) en  een groep 3D-geprinte insecten, waaronder een vlieg (rechtsboven), een wesp (naast de spin) en een reeks tussenliggende varianten. Foto: David McMahon.
Rechts: een reeks 3D-geprinte replica's van de gewone wesp (de voorste op ware grootte). Foto: Tom Reader, University of Nottingham.

Dat verschil kan deels worden verklaard door de uiteenlopende visuele systemen van beide predatorgroepen. Vogels beschikken over scherp kleurenzicht en grotere cognitieve capaciteit voor leerprocessen, terwijl veel ongewervelden vooral reageren op contrasten of beweging.

Hoewel de focus lag op visuele waarneming, sluiten de auteurs niet uit dat geur of beweging bij sommige roofdieren ook een rol speelt in prooiselectie.
Een tweede hypothese die de onderzoekers testten, was of een imitator extra bescherming geniet als hij een beetje lijkt op meerdere gevaarlijke soorten tegelijk.|Deze zogeheten multiple-models-hypothese werd niet bevestigd: imitators die op meerdere modellen leken, werden niet minder vaak aangevallen dan degenen die op één model leken.

BESCHERMING

Uiteindelijk concluderen de onderzoekers dat het visuele systeem van de predator bepaalt hoeveel bescherming mimicry oplevert. Blijkbaar biedt een slordige en minder kostbare vermomming dan genoeg bescherming tegen ongewervelde roofdieren.