Door Gert van Maanen - FOTO: KNNV UITGEVERIJ - 04-07-2025 - Interview

Dick de Vos: ‘Natuurlijk staat de canon niet helemaal vol met boerderijdieren en landbouwgewassen, ook erfvogels, onkruiden en jachtwild staan erin.’ FOTO: KNNV UITGEVERIJ
Van aaltje, kievit en mol tot tulp en zeekraal. Natuurgids en -schrijver Dick de Vos wil met zijn canon de boerennatuur tot leven wekken en begrip kweken bij natuuractivisten én boze boeren.
‘Ooit waren landbouw en natuur nauw verweven, maar daar is nog maar weinig van over. Een extra reden om als consument biologische producten te kopen en boeren een zetje geven natuurinclusiever te produceren. Voor deze canon balanceerde ik tussen twee afgronden: tussen radicale activisten en boze boeren. Het is misschien naïef, maar ik hoop toch bruggen te slaan in dit gepolariseerde landschap’, vertelt natuurgids en -schrijver Dick de Vos (1958). Hij presenteerde op 18 juni het ‘eerste exemplaar’ van zijn Canon van de Nederlandse boerennatuur aan de Wageningse bestuursvoorzitter en bioloog Sjoukje Heimovaara, die zelf is opgegroeid met de Heuckels’ Flora en ook vindt dat ‘we de kloof tussen landbouw en natuur moeten dichten’.
Gezichtsbepalend
Voor De Vos is boerennatuur een logisch vervolg op zijn succesvolle Canon van de Nederlandse natuur die najaar 2023 verscheen (zie: Bionieuws 17, 2023). ‘Ook daar staan maar vijftig soorten in en bij de samenstelling liep ik tegen een heleboel planten en dieren aan die gezichtsbepalend zijn in veel Nederlandse landschappen, maar die scherpslijpers niet tot de natuur rekenen. Daar behoor ik niet toe: voor mij horen alle levende wezens tot de natuur. Als je een stedeling vraagt welke vogel het meest in Nederland voorkomt, zegt die wellicht de mus, terwijl iemand op het platteland misschien met de gans op de proppen komt. Zelfs als je alle ganzensoorten optelt kom je niet verder dan vier miljoen exemplaren. Dat valt volledig in het niet bij de kip: daarvan leven er op enig moment 100 miljoen in Nederland. Twee keer zoveel als alle wilde vogels bij elkaar – broedvogels en wintergasten opgeteld. Die kippen komen lang niet allemaal buiten en oorspronkelijk ergens anders vandaan, maar juist daarom hoort een verhaal over de kip thuis in deze canon. En dat geldt ook voor het rund, het schaap en de geit’, vertelt De Vos.
Venster
‘Schapen zijn voor natuurliefhebbers al wat vanzelfsprekender. We kunnen ons immers nauwelijks een heidelandschap voorstellen zonder schaapskudden. Maar ook het schaap komt oorspronkelijk uit bergachtige gebieden. Die willen dus – net als geiten – het liefst omhoog wegvluchten als ze geconfronteerd worden met hun doodsvijand nummer 1: de wolf. Zonder omheining zijn ze in ons vlakke landje kansloos en dat geldt ook voor de moeflons op de Veluwe’, weet De Vos. ‘Natuurlijk staat de canon niet helemaal vol met boerderijdieren en landbouwgewassen, ook erfvogels, akkeronkruiden en traditioneel jachtwild staan erin. Elke soort vertelt een verhaal over een aspect van het boerenleven en het platteland: over bodemleven, waterkwaliteit, voedselproductie, gezondheid, verzilting of insectensterfte. Voor mij is iedere soort een venster voor een verhaal over natuur op het platteland en over het heden en verleden van onze cultuurlandschappen. Een verhaal over de geit is zonder Q-koorts niet compleet en als je het over gras hebt, moet je het niet alleen hebben over kruidenrijk grasland, maar ook over grasfalt: de monocultuur aan Engels raaigras waarop insecten en vogels letterlijk niks te zoeken hebben. Er zitten veel lagen in dit boek en zelfs de noten vormen soms compleet eigen verhaaltjes.’
‘Elke soort vertelt een verhaal over een aspect van het boerenleven en het platteland’
‘Jakobskruiskruid is een prachtig bloeiend onkruid en pioniersplant in wegbermen. Als drachtplant enorm belangrijk voor insecten, maar giftig voor paarden en koeien als het in hun hooi terechtkomt. Daar kun je verwoed tegen ten strijde trekken, maar als je grond met rust laat neemt het aantal planten als vanzelf af’, zegt De Vos. Ook de tientallen soorten aaltjes, die vaak onopgemerkt met miljarden in een schep grond leven, geeft hij genuanceerde aandacht in zijn canon: als verwekkers van aardappelmoeheid en biologische bestrijders van slakken. ‘Je moet ook oog hebben voor soorten die je niet zo vaak ziet’, vindt De Vos. ‘De grote modderkruiper is nu heel zeldzaam in boerensloten, maar was voor de ruilverkavelingen een vaste bewoner in overstrominggebieden langs beken en rivieren. Ze kunnen heel goed kleine veranderingen in de luchtdruk waarnemen en werden daarom vroeger door boeren wel gehouden in een aquarium of weckfles. Als er slecht weer en regen op komst is, zwemt zo’n weervis onrustig naar boven en beneden als een levende barometer.
Verpakken
‘Zelf houd ik veel van zulke details en wetenswaardigheden. Het zijn ideale elementen om lezers betrokken te houden bij de verhalen die je wil vertellen. Ik ben opgeleid in de literatuurwetenschappen: daar heb ik geleerd mijn boodschap mooi te verpakken. Ik zat in de reclamewereld, maar heb door de dood van mijn zoontje de natuur leren kennen en waarderen. Natuur biedt troost en inspiratie. Het was voor mij reden de marketing te verlaten: ik werk nu deels als natuurgids en deels als schrijver. Ik adviseer iedereen altijd vooral zelf in de natuur te gaan kijken: niet met een roze bril op, maar ook met oog voor de feiten en oorzaken. Je zult dan zien dat er, ondanks alles, nog veel te genieten valt op het platteland.’