Bioloog Mirte Bosse op een zeldzaam werkbezoek aan een populatie wilde olifanten in het Jim Corbett Nationaal Park in Noord-India.

Genetische kennis van vee en dierentuindieren inzetten voor behoud van wilde soorten. Bioloog en ‘wegwijzer’ Mirte Bosse werkt aan kruisbestuiving tussen varkens en olifanten.

‘Voor mijn collega’s in Amsterdam ben ik de veefokker, en in Wageningen ben ik juist die ecoloog uit Amsterdam. Maar ik zie mezelf vooral als iemand die genoomonderzoek toepast op evolutie, ecologie en natuurbehoud. Dat doe ik bewust op twee plaatsen omdat dit meerwaarde oplevert. Bij fokkerij en genetica in Wageningen zit ik tussen onderzoekers die aan de hand van veel en hoogstaande genetische data gereedschap ontwikkelen om de veehouderij te verbeteren, terwijl ik bij A-Life in Amsterdam zorg dat die kennis ecologische en evolutionaire inbedding krijgt. Het combineert het beste van twee werelden voor mijn passie: natuurbehoud’, vertelt bioloog Mirte Bosse (1982) half juli in het O|2 Labgebouw van de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam. Ze ontving deze zomer de Wayfinder Award 2025 van de National Geographic Society. ‘Van die prijs had ik tot voor kort ook nog nooit gehoord’, bekent Bosse. Het is een door autofabrikant KIA gesponsorde onderscheiding aan vijftien internationale onderzoekers die ‘vernieuwend leiderschap tonen op het gebied van wetenschap, natuurbehoud, onderwijs, technologie en verhalen vertellen’. Bosse glimlacht: ‘Ik mag me nu een National Geographic Explorer noemen en dat opent toch deuren.’

GORILLA'S

Bosse raakte als scholier al in de ban van apen. ‘Mijn ouders namen me mee naar de film Gorilla’s in de mist, het dramatische levensverhaal van de vermoorde Amerikaanse primatoloog Dian Fossey. Geen film voor kinderen, maar ik schijn vooral keihard te hebben gegild toen stropers de gorilla’s aanvielen’, vertelt Bosse. Na haar studie biologie aan de VU deed ze van 2010 tot 2015 promotieonderzoek in Wageningen aan de genomen van wilde en gedomesticeerde varkens (Sus scrofa), gevolgd door een korte postdoc aan koolmezen (Parus major) bij NIOO-KNAW. Dankzij een Veni-(2017) en Vidi-beurs (2025) keerde ze deels terug aan de VU en doet ze nu onderzoek aan het vermijden van inteelt bij Indische olifanten (Elephas maximus).


‘Iedereen denkt bij inteelt allereerst aan gedomesticeerde dieren’

‘Iedereen denkt bij inteelt allereerst aan gedomesticeerde dieren en in de fokkerij doen ze inderdaad hun best om schadelijke en nadelige effecten van vooral recessieve allelen te voorkomen’, vertelt Bosse. ‘Uit mijn onderzoek aan varkens blijkt overigens dat Europese varkensrassen over meer genetische diversiteit beschikken dan Europese wilde zwijnen. Dat komt omdat Europese varkensrassen bewust zijn ingekruist met Chinese Meishanvarkens om vruchtbaarheid en het vetgehalte te verbeteren. Wilde varkens ontstonden ongeveer een miljoen jaar geleden in Zuidoost-Azië en pas veel later zijn onafhankelijk in Azië en Europa varkens gedomesticeerd uit heel verschillende wilde populaties. Tamme varkensrassen in China zijn genetisch veel diverser dan Europese, omdat alleen de wilde varkenspopulatie in Europa tijdens de ijstijd door een flessenhals is gegaan.’ Ecologen laten gedomesticeerde dieren vaak links liggen, maar Bosse gebruikt ze juist als een ideale inspiratiebron om genetische diversiteit in bedreigde wilde diersoorten te bevorderen.

UITSTERFRISICO

‘We hebben veel hoogstaande informatie over genetische patronen die samenhangen met de adaptatiefysiologie voor gedomesticeerde dieren, maar voor in het wild levende dieren nagenoeg niks. En het mooie van dna is dat je er informatie uit kunt halen over de grootte van de populatie of wanneer een soort door een genetische flessenhals is gegaan. De hele geschiedenis van een soort zit opgesloten in het genoom. Dna vertelt ons echt fantastische verhalen’, aldus Bosse. Het is haar droom om aan de hand van dna bij wilde populaties, die kampen met fragmentatie van leefgebied en slinkende populaties, de genetische erosie en daarmee het uitsterfrisico te kwantificeren. Dat doet ze nu onder meer voor Aziatische olifanten, waarvan er nog zo’n 35 duizend in het wild leven en zo’n 350 in Europese dierentuinen. ‘In samenwerking met Diergaarde Blijdorp, stamboekhouder van de Indische olifant, hebben we uit bloedmonsters het dna in hoge resolutie in kaart gebracht van dierentuinolifanten van verschillende herkomst. Daaruit identificeren we genoomregio’s die specifiek zijn voor een herkomstregio of wijzen op kwetsbaarheid voor inteelt. Dit maakt het mogelijk om aan de hand van mestmonsters en met simpele en goedkope dna-testen de genetische verwantschap en kwetsbaarheid van populaties vast te stellen’, vertelt Bosse.


VERSTERKING

Het levert datasets en instrumenten op die een twintigtal regionale partners, waaronder het Wildlife Institute of India, helpen bij de vaststelling waar uitwisseling van dieren of herstel van verbindingen de beste kans biedt op genetische versterking van de populatie en behoud van biodiversiteit. ‘Het kan ook antwoord geven op andere intrigerende kwesties’, constateert Bosse. ‘Zo is recent de populatie kleine olifanten op Borneo als vierde ondersoort van de Aziatische olifant erkend, naast de drie reeds bekende ondersoorten op Sri Lanka, Sumatra en het vasteland van India en Zuidoost-Azië. Maar er zijn geen gevalideerde vondsten van olifantfossielen op Borneo, dus misschien komt de populatie daar nog maar een paar honderd jaar voor. Er zijn zelfs verhalen dat ze afkomstig is van een gift uit Java en dan is er dus sprake van een overlevende tak van de uitgestorven gewaande Javaanse olifant. Complexe evolutionaire vraagstukken, waarop we met dna antwoorden hopen te vinden.’

Zie ook:
-Mirte Bosse, Evolutionary Genomics Scientist, Explorer Since 2025 - Explorer Home, National Geographic Society