Door Steijn van Schie - FOTO: BAS WORM - 14-11-2025 - De kwestie
Foto: Bas Worm
Edelherten zijn onmisbaar in Nederlandse natuurgebieden, maar hun groeiende aantallen zorgen voor spanning tussen ecologie, beleid en beheer. Een nieuw koersdocument moet de weg wijzen naar een duurzamer evenwicht.
Edelherten zijn al decennia een vaste waarde in het Nederlandse landschap – van de Veluwe tot de Oostvaardersplassen – maar hun aanwezigheid blijft vragen oproepen: hoeveel herten kan een gebied aan, en wat is eigenlijk een gezonde populatie? De Vereniging het Edelhert wil het debat daarover verbreden. In het 31 oktober op een symposium gepresenteerde koersdocument Gezonde populaties in gezonde leefgebieden pleit de vereniging voor een integrale benadering waarin bos, bodem, mens en dier niet los van elkaar worden gezien. Tijdens het symposium verkenden onderzoekers, terreinbeheerders en beleidsmakers hoe dat duurzame evenwicht eruit zou kunnen zien. Bionieuws sprak vier sprekers over hun visie.
Bas Worm, medeauteur van het koersdocument Gezonde populaties in gezonde leefgebieden
‘Vereniging het Edelhert is in 1946 opgericht uit oprechte zorg dat het edelhert – toen al teruggedrongen naar alleen de Veluwe – uit Nederland zou verdwijnen. De oprichters waren vooral afkomstig uit de jachtwereld, maar het overgrote deel van ons huidige ledenbestand jaagt niet – het zijn vooral natuurliefhebbers. Zelf jaag ik ook niet. Wel vind ik dat de hertenpopulaties moeten worden beheerd, maar dan wél op een andere manier dan vroeger.
‘Het nieuwe koersdocument laat zien dat gezonde populaties herten alleen kunnen bestaan in gezonde leefgebieden. Daarvoor is niet alleen voedsel en dekking nodig, maar ook uitwisseling tussen gebieden. Nieuwe genetische inzichten tonen dat een populatie van honderdvijftig dieren, zoals we die van oudsher vaak hanteren, veel te klein is om duurzaam levensvatbaar te blijven. Voor een gezonde effectieve populatiegrootte heb je wel vierduizend dieren nodig. Daarom moeten leefgebieden beter worden verbonden – via ecologische corridors, beter afgestemde provinciale faunaplannen én door onnodige rasters weg te halen.
‘Beheer zou zich minder moeten richten op louter het behalen van afgesproken aantallen en meer op de gewenste effecten: bereiken we de gewenste doelen, zoals bosverjonging of meer biodiversiteit? Het koersdocument geeft een eerste aanzet en is tevens een uitnodiging om dat gesprek te voeren.’
Jaap Kuper, voormalig rentmeester van Kroondomein Het Loo en adviseur duurzaam bosbeheer, natuurontwikkeling en biodiversiteit
‘Een vitale hertenpopulatie kan alleen bestaan in een vitaal leefgebied. Op de Veluwe – waar veruit de grootste populatie leeft – is dat helaas ver te zoeken: de bodem is door eeuwenlange kaalkap, afplagging en aanplant van naaldbossen sterk gedegradeerd. We doen alsof dat natuur is, maar feitelijk zijn het ordinaire houtplantages op arme zandgronden. Herten krijgen er te weinig mineralen binnen en zijn daardoor afhankelijk van likstenen – een symptoom van een kunstmatig systeem.
‘Echte vitaliteit begint bij herstel van de bodem en vegetatie. Daarvoor moet jong loofhout terugkeren. Dat is niet alleen het natuurlijke voedsel van herten, maar verbetert ook de bodemstructuur en brengt variatie terug in flora en fauna. Laat bossen spontaan verjongen, dan ontstaat vanzelf meer biodiversiteit en een gezonder ecosysteem. Toch blijft het huidige beleid inzetten op kaalkap, vooral vanuit economische gewoonten en subsidies. Dat is ecologisch en economisch onzinnig: het leidt tot verlies van koolstof, mineralen, landschappelijke kwaliteit en exploitatieverliezen voor boseigenaren.
‘Laten we ophouden met dat onnatuurlijke bosbeheer en de natuur meer haar gang laten gaan. Herstel van loofbos en een vitale bodem brengt het evenwicht terug: bossen die zichzelf in stand houden en herten die daar een natuurlijke plek in hebben, zonder dat beheer voortdurend hoeft bij te sturen. Op die manier hoeft bosbeheer geen cent te kosten.’
Erik Koffeman, secretaris Faunabeheereenheid Gelderland
‘Een duurzame hertenpopulatie is er één die past bij het landschap waarin ze leeft. Op de Veluwe zijn dat er nu simpelweg te veel: jarenlang lagen de aantallen drie keer hoger dan wenselijk. Dat leidt tot vraatschade, stagnerende bosverjonging en verlies aan biodiversiteit. Omdat het edelhert geen wildsoort meer is, ligt de verantwoordelijkheid bij de provincie – en dat maakt het lastig om iemand echt aan te spreken. In Duitsland krijgt een jachthouder gewoon de rekening als jonge aanplant wordt opgegeten; die duidelijkheid ontbreekt hier.
‘Jachthouders spelen een cruciale rol in het herstel van balans. Zij kennen hun gebied en kunnen het beheer uitvoeren, mits het systeem hen daartoe in staat stelt. De wolf helpt deels mee, maar lost het probleem niet op: een natuurlijk systeem zonder menselijk ingrijpen bestaat in Nederland niet meer.
‘Wat ontbreekt is vaak samenhang: te veel regels, te weinig praktische afstemming tussen provincie, terreinbeheerder en jachthouder. Als die partijen elkaar beter weten te vinden, kunnen we veel effectiever sturen op resultaat.
‘Het draait uiteindelijk om balans én verantwoordelijkheid. Duurzaam faunabeheer vraagt om heldere doelen, regie en vertrouwen in de mensen die het buiten moeten doen – niet om meer regels, maar om effectiever samenwerken.’
Martin Drenthen, universitair hoofddocent milieufilosofie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen
‘Wie duurzaam wil samenleven met herten, moet afscheid nemen van het hardnekkige Nederlandse idee dat natuur en cultuur gescheiden werelden zijn. We zetten hekken, trekken grenzen, en denken dat wilde dieren ‘daar’ horen en mensen ‘hier’. Maar herten, wolven of reeën trekken zich niets aan van onze kaartlijnen: zij bewegen zich door hetzelfde landschap als wij. Duurzaamheid vraagt dat we die gedeelde ruimte opnieuw leren zien.
‘Ik pleit voor een ander perspectief: niet langer de mens als beheerder van de natuur, maar als medeburger in de bredere biotische gemeenschap. Dieren reageren op ons handelen – landbouw, verkeer, bebouwing – en wij op dat van hen. In plaats van vooral te sturen met afschot en rasters, zouden we meer moeten denken in termen van co-existentie: leefgebieden verbinden, gedrag beïnvloeden via inrichting en voedselbeschikbaarheid, en leren omgaan met hun aanwezigheid.
‘In veel andere landen is die omgang vanzelfsprekender. In Montana lopen herten door tuinen en houden mensen daar rekening mee; in Roemenië laat niemand zijn hond los in gebieden met wolven. Nederland daarentegen wil overal controle houden – een diep verankerde culturele reflex. Maar echte duurzaamheid vraagt juist dat we leren leven met onvoorspelbaarheid. Als we het landschap niet langer zien als ‘van ons’, maar als gedeeld leefgebied, ontstaat ruimte voor wederkerigheid – en voor gezonde populaties in gezonde ecosystemen.’