
In alle uithoeken van de aardkloot maken dieren dankbaar gebruik van de warmte van de zon, ieder met zijn eigen agenda. Bionieuws selecteerde een aantal markante zonaanbidders uit de dierenwereld.
Zonaanbidder in lotushouding
Ringstaartmaki
Lemur catta
Beoefenaars van de Oosterse meditatiekunst kunnen er nog een puntje aan zuigen. Voordat ze aan hun dag beginnen, zoeken ringstaartmaki’s een zonnig plekje op, en leunen met de benen wijd en polsen rustend op de knieën in lotushouding achterover. Het karakteristieke beeld van een rijtje boeddha’s met zwartwit geringde staart moet geoefende dierentuingangers dan ook bekend voorkomen. De verklaring valt in de categorie ‘open deur’: ze doen het om zichzelf op te warmen.
En dat is niet alleen nodig in het koude, natte Nederland. Ook op Madagaskar zijn de warme zonnestralen meer dan welkom. Daar leven ze in de meest extreme klimaatzones van het eiland, met in de wintermaanden nachtelijke vorst en gedurende de zomer dagtemperaturen van meer dan 40 graden Celsius. Zodra de temperatuur beneden de 13 graden zakt, is zonnen dé manier om snel op te warmen en dus om te overleven in dit extreme habitat (American Journal of Primatology, 2016).
De lotushouding, optimaal gepositioneerd ten opzichte van de zon, is daarbij cruciaal. Aan de binnenkant van de armen, benen en buik is de vacht minder dik en de huid extra dun: de ideale plekjes om zonne-energie door te laten dringen tot de aderen (Folia Primatologica, 2014).

Kletsnatte vreetzak
Aalscholver
Phalacrocorax carbo
Geducht tegenstander van vissers en ongeëvenaard zonnebader onder de vogels: aalscholvers zoeken tussen de vreetsessies door een lekker plekje, spreiden hun indrukwekkende vleugels, en staan met hun karakteristieke gehaakte snavel en zwarte verenkleed flink uit te buiken in de warmte van de zon. Het haast exhibitionistische tafereel lijkt misschien op een vogel in luilekkerland, maar het opmerkelijke gedrag dient een duidelijk doel: het drogen van de veren.
Het verenkleed van aalscholvers is namelijk minder waterafstotend dan die van andere watervogels. Dat komt niet door een minder goed werkende stuitklier, die bij vogels vetachtige stoffen uitscheidt; de structuur van de veren is zodanig dat de buitenste laag van het verenkleed bij aanraking met water doordrenkt raakt. En dat is flink handig voor een vogel die jaagt op vis als voorn, baars en paling, en daarvan op een dag wel 500 tot 1000 gram naar binnen schrokt. Met een nat verenkleed vermindert de opwaartse druk en daarmee de energie die het kost om onder het wateroppervlak vis te bemachtigen. Duiksessies van 30 seconden tot een diepte van 6 meter zijn daarbij geen uitzondering.
Even dacht men dat het zonnen nog een ander doel diende: het opwarmen van de koude vis in de aalscholvermaag om zo vertering te bevorderen. Maar in september 2008 gooien biologen in Journal of Avian Biology die theorie in de prullenbak, terwijl ze gelijk aantonen dat aalscholvers het opdrogen optimaliseren door zich haaks op de wind te positioneren.
Ook andere vogels spreiden hun vleugels wanneer de zon hoog in de hemel staat. Dat dient waarschijnlijk naast opwarming twee verschillende doelen: het zou verspreiding van vet uit de stuitklier bevorderen, en parasieten uit het verenkleed drijven die vervolgens makkelijker te verwijderen zijn.
Een aantal dierentuinsites beweren dat de zon de geurklieren in de polsen zou stimuleren, maar het wetenschappelijk bewijs daarvoor is onvindbaar. Wel is er nog een andere serieuze theorie: de zon doet door hoog oplopende temperaturen ectoparasieten mogelijk de das om (Ecological and Environmental Anthropology, 2006). Aannemelijk, gezien het feit dat de yogameesters soms ook bij hoge temperaturen de zon opzoeken.
Kleurrijk vitamine D-bommetje
Panterkameleon
Furcifer pardalis
Een verhaal over zonnende reptielen mondt al snel uit in een uiteenzetting over thermoregulatie bij koudbloedigen. Maar dat verhaal is bekend. Minder bekend is dat er in de bossen van Madagaskar een continu van kleur veranderend vitamine D-bommetje rondloopt dat zijn vitamine D-niveau nauwgezet volgt: de panterkameleon. Is de hoeveelheid vitamine D te laag, dan zit er niks anders op dan wat extra tijd doorbrengen in de zon (Physiological and Biochemical Zoology, 2009).
Vooral voor de zwangere vrouwtjes is dat een heet hangijzer. Wanneer zij onvoldoende vitamine D naar de ontwikkelende eitjes sluizen, zullen de kleintjes nooit het daglicht zien. Dat komt met name doordat het skelet in dat geval niet goed tot ontwikkeling komt: vitamine D stimuleert de opname van calcium uit de darmen en reduceert de resorptie van calcium uit bot. Met hun interne vitamine D-meter – waarvan het precieze mechanisme vooralsnog een mysterie blijft – weten de panterkameleons precies wanneer ze het licht moeten opzoeken om vitamine D-productie onder invloed van ultraviolet licht te stimuleren.
Het verschilt overigens sterk per diersoort in hoeverre voeding of blootstelling aan zonlicht de belangrijkste bron van vitamine D is. Zo zijn katten en honden voor hun vitamine D-behoefte bijvoorbeeld haast volledig afhankelijk van voedsel, terwijl ratten wel overweg kunnen met een portie zonlicht. Net als de meeste herbivoren en veel reptielen trouwens. Verrassend genoeg is er recent zelfs bewijs gevonden dat ook sommige insecten onder invloed van ultraviolet licht vitamine D kunnen synthetiseren (Scientific Reports, 2018).

Vliegend zonnepaneeltje
Monarchvlinder
Danaus plexippus
Tijdens hun indrukwekkende migratie van Noord-Amerika naar hooggelegen gebieden in Mexico, moeten monarchvlinders vrieskou, droogte, hittestress en predatoren trotseren. Geen geringe prestatie, waarbij thermoregulatie een centrale rol speelt. Want wanneer de vliegspieren niet minimaal een temperatuur van 16 graden Celsius bereiken, komt er van vliegen überhaupt weinig terecht.
De warmte van de zon komt daarbij pas later om de hoek kijken. Eerst gaan door kou verlamde vlinders driftig met hun vliegspieren trillen. De warmtegeneratie doet de lichaamstemperatuur stijgen, waardoor ze via vegetatie omhoog kunnen klauteren, op zoek gaan naar een warm plekje in de zon. Daar spreiden ze hun vleugels die als zonnepanelen de energie van de zon gretig opvangen. Zo zitten op een zonnige dag soms tienduizenden monarchvlinders massaal op een kluitje te zonnen. En wordt het te warm onder de zon, dan draaien ze hun vleugels zodanig dat het oppervlak dat blootstaat aan zonnestralen wordt geminimaliseerd.
Eenmaal in zijn overwinteringsgebied in Mexico staat de individuele vlinder altijd op scherp om niet in een thermale val te lopen: zodra foeragerende en van de kolonie verwijderde monarchen in de schaduw van een wolk terechtkomen, vliegen ze terug naar de kolonie. Razendsnel, want in de schaduw en in vlucht daalt de lichaamstemperatuur in rap tempo. Monarchvlinders begeven zich dan ook zelden verder dan 1 kilometer van hun zonnebadende kolonieleden.
Waarom zijn er op zonnige winterdagen dan vaak toch zoveel flapperende en door de lucht glijdende monarchvlinders te zien? Waarschijnlijk om oververhitting te voorkomen (Ecology, 1988). De ingebouwde zonnepanelen zijn zo effectief dat er soms niks anders op zit dan verkoeling te zoeken in het luchtruim.
Luiwammes van de zee
Maanvis
Mola mola
Lomp, log en exorbitant zwaar; met een gemiddeld gewicht van 1000 kilogram en lengte van 2 meter is er geen beenvis op aarde die de maanvis, ofwel Mola mola, hierin overtreft. En dat geldt eveneens voor zijn traagheid, zal iedereen beamen die ooit in zijn rubberbootje per ongeluk oog in oog heeft gestaan met deze neushoorn van de zee. Twee scenario’s doen zich in zo’n geval voor: het monster glijdt als in slow motion door het water, of hij ligt de halve dag plat tegen het wateroppervlak aan te zonnen. Geen wonder dat hij in het Engels bekend staat als sunfish.
Tot voor kort was het nog een raadsel waarom Mola mola zoveel mogelijk zonnestraaltjes probeert op te pikken. Maar in februari 2015 komen biologen met het antwoord: ze warmen zich op na een duik in de koude diepte (Journal of Animal Ecology). Daar knabbelt hij op 50 tot 200 meter diepte aan mariene hydroïdpoliepen, een kleine groep carnivore neteldieren, terwijl voorheen altijd gedacht werd dat alleen kwallen op het menu stonden. Eenmaal terug moet hij als koudbloedige zijn afgekoelde lichaam weer op temperatuur brengen. Met de dagelijkse zonluiersessie als gevolg.
Hoewel een extreem voorbeeld, staat de maanvis hierin natuurlijk niet alleen: ook andere vissen zijn voor hun lichaamstemperatuur afhankelijk van de omgeving en maken daarbij gebruik van de zon. Gezien de hogere warmtecapaciteit en -geleiding van water ten opzichte van lucht, dacht men altijd dat mariene en aquatische ectothermen voor de regulering van hun lichaamstemperatuur gelimiteerd zijn tot het opzoeken van warmere of koudere habitats. Dat blijkt – in ieder geval bij de Europese karper (Cyprinus carpio) – niet zo te zijn: met een paar zonnestralen op zijn schubben, kan hij warmer worden dan het water waarin hij vertoeft (Proceedings of the Royal Society B, 2018).
