Mensen zijn zweetkampioenen; geen enkel dier zweet relatief gezien net zoveel. Hoe komt dat eigenlijk?

 

Wie op een warme dag besluit een berg op te fietsen, een marathon te lopen of zich op een andere manier inspant, gaat ‘zweten als een otter’, zo luidt het gezegde. Alleen zweten otters helemaal niet zoveel. Dat lijkt maar zo, omdat hun vettige huid veel water vasthoudt als ze uit het water komen. ‘Zweten als een mens’ zou accurater zijn. De mens is namelijk kampioen in zweten. ‘Bij mijn weten bestaat er geen voorbeeld van een dier dat, ten opzichte van zijn lichaamsgewicht, meer zweet dan wij’, vertelt Arie Nieuwenhuizen, dierfysioloog bij Wageningen University and Research. Maar waarom zweten mensen eigenlijk meer dan andere dieren?

 

Om te beginnen zweten lang niet alle dieren überhaupt. ‘Zweten is voorbehouden aan zoogdieren. En ook die zweten niet allemaal: voor zeezoogdieren heeft het bijvoorbeeld weinig zin als afkoelingsmechanisme’, aldus Nieuwenhuizen. Dieren zweten immers om via waterverdamping warmte aan de huid te onttrekken, in een omgeving van water lukt dat niet.

 

‘Wij hebben vrij veel zweetklieren, zo’n twee tot vijf miljoen’

 

Zouten
‘De zweetcapaciteit van een dier hangt af van het aantal zweetklieren en waar die zich op het lichaam bevinden’, vertelt Nieuwenhuizen. Er zijn verschillende soorten zweetklieren. Mensen hebben vooral eccriene klieren, over het hele lichaam. Het zweet dat daaruit komt bestaat bijna volledig uit water, met een klein beetje zouten. Nieuwenhuizen: ‘Zweet is gemaakt van bloedplasma. Dat is ook meteen een beperkende factor voor sommige dieren. Kleine dieren hebben een relatief lager bloedvolume ten opzichte van hun oppervlakte, en lopen dus meer risico op een tekort aan bloed als ze veel zouden zweten.’

 

Geurtjes
Naast eccriene klieren zijn er apocriene klieren. Die zitten bij mensen alleen bij de oksels, liezen en rond de tepels en scheiden een zweet uit waarin ook vetten zitten. Huidbacteriën zorgen ervoor dat door dit zweet vervelende geurtjes ontstaan. ‘In tegenstelling tot mensen hebben de meeste dieren vooral apocriene zweetklieren. Die hebben trouwens niet alleen een afkoelingsfunctie; stinkdieren verspreiden hun stinklucht via apocriene klieren’, vertelt Nieuwenhuizen. ‘Wij hebben bovendien vrij veel zweetklieren, zo’n twee tot vijf miljoen. Terwijl bij mensen de eccriene zweetklieren over het hele lichaam zitten, zijn dat bij dieren eerder de apocriene klieren, die minder zweet kunnen produceren. Paarden hebben bijvoorbeeld wel over hun hele lichaam apocriene zweetklieren, maar daarmee kunnen ze minder effectief afkoelen, omdat ze een vacht hebben. Daardoor verdampt het water pas aan het einde van de vacht en onttrekt het dus veel minder warmte aan de huid. Bij mensen is zweten een veel effectievere afkoelstrategie.’

 

Bloed
Om toch af te koelen gebruiken dieren dus andere strategieën. ‘De meeste dieren maken wel gebruik van een verdampingsstrategie, maar dat hoeft niet per se via zweet te gaan. Hijgende honden verdampen water uit hun bek. Kangoeroes likken hun lichaam op goed doorbloede plekken en maken hun bloed daardoor koel. Een andere tactiek, naast verdampen van water, kan zijn om de bloedsomloop om te leggen naar de buitenkant van het lichaam.’ Olifanten passen die laatste tactiek toe door bloed naar hun grote oren te sturen, waar de wind het bloed kan afkoelen.

 

Een groot genoeg bloedvolume, gebrek aan vacht en een heleboel eccriene klieren maken mensen dus tot zweetkampioenen. Daarmee is de mens gelijk ook behoorlijk tolerant voor warmte. Nieuwenhuizen: ‘Als een mens en een paard op een warme dag een marathon zouden rennen, en de mens blijft genoeg drinken, dan zou die het winnen van een paard. Simpelweg omdat hij door het zweten veel beter met de warmte om kan gaan.’

 

Dwarse vragen van leerlingen? Mail uw vragen naar redactie@bionieuws.nl.