Door Aafke Kok - Foto: imageselect - 14-12-2019 - Zoölogie

De kalkoen legde een lange weg af voor hij op Europese kerstdiners belandde, waar getuige zijn naam veel verwarring over de vogel ontstond.
Linnaeus had geen flauw idee met wat voor vogel hij te maken had toen hij de kalkoen zijn wetenschappelijke naam gaf. Althans, dat doet de verklaring van de naam vermoeden, want vertaald uit het Grieks en Latijn betekent Meleagris gallopavo parelhoender kip-pauw. Wellicht zou een kruising van de drie dieren in de naam Meleagris gallopavo inderdaad wel iets weg hebben van een kalkoen; ze behoren in elk geval net als de kalkoen alle drie tot de orde Galliformes, of hoendervogels.
Handelaren
Al ver voor de kalkoen met Kerst op het bord van Europeanen belandde was de vogel populair; onder bewoners van Midden- en Noord-Amerika welteverstaan, en al sinds zeker 800 voor Christus. De vogel werd toen al gedomesticeerd, waarschijnlijk meer vanwege de mooie veren dan om het vlees. Het duurde tot begin 16de eeuw voor de vogel Europa bereikte, op de schepen van Spaanse ontdekkingsreizigers en handelaren. Daar ontstond verwarring over de West- of Oost-Indische herkomst van de vogel, getuige de naam die Nederlanders aan de vogel gaven: kalkoen komt van Calicut-hoen, een verwijzing naar de Indiase stad Calicut.
Nederlanders eten trouwens vooralsnog helemaal niet zoveel kalkoen met Kerst. De supermarktomzet vertoont rond Kerst weliswaar een piekje, maar haalt daarbij volgens cijfers van onderzoeksbureau IRI uit 2017 nog steeds de miljoen euro niet, terwijl de omzet voor wild (2 miljoen), kip (7 miljoen), rundvlees (10 miljoen) en varkensvlees (10 miljoen) daar ruim boven zitten in dezelfde periode.
Dieptepunt
De wit gevederde kalkoen die voor het kerstdiner gefokt wordt lijkt trouwens weinig op zijn wilde verwant, die overwegend zwart is, met kleurrijke accenten. Die variant, die zich het liefst in beboste steppegebieden ophoudt om zaden en insecten te eten, had het in de eerste helft van de vorige eeuw erg zwaar in Amerika door bejaging en houtkap, met een dieptepunt van minder dan driehonderdduizend exemplaren. Hoewel de vogel in Amerika nog steeds een geliefde maaltijd vormt, is de populatie er inmiddels met enkele miljoenen wel weer hersteld.