De zeldzame Neptunusbeker (Cliona patera), in 1919 door bioloog Jan den Doop op Sumatra verzamelde reusachtige bekerspons. Dit is waarschijnlijk het grootste exemplaar van deze spons dat in een museum is terechtgekomen. Foto: Naturalis Biodiversity Center.

 

Serie: Uit de schatkamer

 

Grasduinen langs 42 miljoen objecten in de collecties van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie – Naturalis, 1820 – 2020

 

AFLEVERING 9: SPONZEN EN NETELDIEREN

COLLECTIE: Porifera en Cnidaria
AANTAL EXEMPLAREN: circa 130 duizend (registraties)
TOPSTUK: De zeldzame Neptunusbeker (Cliona patera)
AANTAL HOLOTYPES: circa 2.200
BEHEERDERS: Bram van der Bijl en Jeroen Goud

 

‘Onze collecties zijn vrijwel allemaal min of meer systematisch opgezet. Zolang van een exemplaar niet is vastgesteld tot welke soort of groep het behoort, kun je het niet vinden. Als iets geen naam heeft, dan bestaat het niet’, zegt collectiebeheerder Bram van der Bijl, die zijn werkveld zelf kortweg aanduidt met ‘evertebraten (insecten uitgezonderd)’. Hij is oorspronkelijk van Zoölogisch Museum Amsterdam naar Naturalis overgekomen als beheerder schelpdieren, maar heeft er ‘tijdelijk’ een paar groepen bij gekregen. ‘Niks is zo permanent als het tijdelijke’, zegt hij berustend. Door pensionering en herschikking vallen collecties van ongewervelden waar oorspronkelijk zeven beheerders op zaten nu onder Van der Bijl en zijn collega Jeroen Goud. Dit geldt onder meer voor de collectie neteldieren (Cnidaria), waartoe koralen, anemonen en kwallen behoren, sponzen (Porifera) en restgroepen als mosdiertjes (Bryozoa) en armpotigen (Brachiopoda). Van der Bijl is opgeleid tot museoloog aan de Reinwardt Academie. ‘Ik zit niet in de natuurlijke historie vanwege de liefde voor een soortgroep. Ik weet zelfs over schelpen echt niet heel veel meer dan een gemiddelde liefhebber en verzamel ze ook niet als hobby. Ook het beheer van een collectie Dinky Toys had leuk kunnen zijn’, zegt Van der Bijl. Hij heeft wel iets met historie en weet dat de basis onder de collectie koralen en sponzen is gelegd door de Siboga-expeditie (1899-1900), geleid door de Amsterdamse zoöloog Max Weber. ‘Toen is rond het huidige Indonesië tot op grote diepte heel veel materiaal verzameld. Heel intensief in een hotspot van biodiversiteit, wat nu niet meer mogelijk is. Dat leverde veel soorten op die bijna allemaal nieuw waren voor de wetenschap. Voor taxonomie van koralen en sponzen in die regio kan niemand om ons heen’, aldus Van der Bijl.

 

De latere Snellius-expedities (1929-1930 en 1984-1985) en Tyroexpeditie naar de Seychellen (1992-1993) hebben het belang van de verzameling nog versterkt. Het droge deel hiervan, inclusief een grote hoeveelheid microscooppreparaten van sponsnaalden, staat op de elfde verdieping en het natte deel op de achttiende en negentiende verdieping van de collectietoren. ‘Er komt nog regelmatig materiaal bij’, constateert Van der Bijl, ‘want er werken hier gelukkig nog steeds onderzoekers aan koralen en sponzen. Die brengen nieuw materiaal in, maar dat gebeurt wel op een heel andere manier: heel selectief en gericht.’

 

 

Twee andere exemplaren van de Neptunusbeker (Cliona patera), die zich in de collectie bevinden. Foto: Naturalis Biodiversity Center.