Door Gert van Maanen - 13-06-2020 - Zoölogie

De slangster Gorgonocephalus. Foto: Naturalis Biodiversity Center
Serie: Uit de schatkamer
Grasduinen langs 42 miljoen objecten in de collecties van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie – Naturalis, 1820 – 2020
AFLEVERING 11: STEKELHUIDIGEN
COLLECTIE: Echinodermata
AANTAL EXEMPLAREN: circa vijftigduizend
TOPSTUK: Slangster Gorgonocephalus eucnemis, rond 1959 opgevist door walvisfabriekschip Willem Barendsz II
AANTAL HOLOTYPES: 160
BEHEERDER: Joke Bleeker
‘Mijn favorieten zijn de slangsterren. Vooral als ze zo uitbundig vertakt zijn, zoals de Gorgonocephalus, vind ik ze heel indrukwekkend. Je hebt echt heel leuke slangsterren, maar ook zeelelies zijn heel elegant. Daar zit bovendien het mooie verhaal van hun herontdekking aan vast. Zeelelies waren lange tijd eigenlijk alleen bekend van fossiele vondsten en zijn in 1864 herontdekt tijdens diepzee-expedities. Sindsdien zijn er weer honderden recente zeeleliesoorten gevonden’, vertelt Joke Bleeker, beheerder van de collectie stekelhuidigen. Een zeebewonende diergroep waartoe de zeesterren (Asteroidea), slangsterren (Ophiuroidea), zee-egels (Echinoidea), zeekomkommers (Holoturioidea), zeelelies en -veren (Crinoidea) en nog twee uitgestorven groepen (Blastoidea en Cystoidea) behoren.
Qua omvang is het een relatief kleine groep en Bleeker heeft dan ook een deeltijdaanstelling. ‘Dat is goed te doen. Ik werk halve dagen en kan het heel flexibel invullen als er bijvoorbeeld buitenlands bezoek is.’ Zo kreeg de Echinodermata-collectie nog bezoek van Australische, Amerikaanse, Zweedse en Belgische wetenschappers. ‘In Nederland zijn er alleen nog paleontologen die aan taxonomie van stekelhuidigen werken’, weet Bleeker. Zij werkte oorspronkelijk als analist bij systematisch zoöloog en marien bioloog Siebrecht van der Spoel van het Zoölogische Museum Amsterdam (ZMA). ‘In 1981 mocht ik mee met een oceaanexpeditie om plankton te verzamelen. Dat was eens en nooit meer, want ik had geen zeebenen en ben halverwege de expeditie op de Azoren van boord gestapt en teruggevlogen. Sindsdien werk ik gelukkig met vaste grond onder de voeten aan het collectiebeheer’, zegt Bleeker.
Ze verhuisde mee naar Leiden met de ZMA-collectie, die in omvang nog steeds zo’n driekwart van de totale verzameling stekelhuidigen uitmaakt, nu samengebracht op de negentiende verdieping van de collectietoren. ‘Je kunt zeesterren en zee-egels ook heel goed gedroogd bewaren, maar het grootste deel van onze collectie zit in potten onder alcohol. Daar zit ook meteen het meeste werk in, want ze moeten regelmatig worden gecontroleerd en bijgevuld. Tijdrovend is ook het openen en weer dichtmaken van historisch materiaal in glazen cilinders of bakken’, constateert Bleeker. ‘Maar als een onderzoeker een verzamelde zee-egel of -komkommer wil bestuderen moet dat altijd kunnen. De collectie is staatseigendom en staat in dienst van de wetenschap.’