Door Aafke Kok - Foto: Jeff Kidd en Colin Dillingham - 14-11-2020 - Zoölogie

Een verzameling van langetermijndata in hetzelfde format moet onderzoek naar dieren in het noordpoolgebied vergemakkelijken.
Om de effecten van klimaatverandering op dieren in het snel veranderende noordpoolgebied beter te begrijpen en daarmee ook te kunnen voorspellen wat de toekomst zal brengen, presenteert een grote groep internationale wetenschappers in Science van 6 november het Arctic Animal Movement Archive (AAMA). Deze dataset, die te bekijken is via movebank.org, bevat een groeiende verzameling van meer dan tweehonderd gestandaardiseerde studies van 1991 tot nu, waarbij wetenschappers verschillende mariene en terrestrische dieren volgen of gevolgd hebben. Dat AAMA het mogelijk maakt grotere patronen waar te nemen bewijst het artikel in Science met drie voorbeelden.
Zo blijkt dat migrerende vrouwtjeskariboe’s steeds eerder in de lente jongen krijgen, terwijl dat patroon bij niet-migrerende populaties alleen in de noordelijke populaties te zien valt. Ook valt uit de databank te halen dat jonge steenarenden vroeger in de zomer arriveren op hun noordelijke verblijfplekken na afloop van een zachte winter – voor oudere steenarenden geldt dat niet.
Migratie-activiteit
Tot slot vergeleken de wetenschappers migratie-activiteit van vijf verschillende soorten zoogdieren. Deze dieren verplaatsten zich allemaal meer in de zomer dan in de winter, maar warmere zomers zorgden bij wolven en zwarte beren voor lagere verplaatsingssnelheden, terwijl elanden juist sneller verplaatsten. Opwarming in de winter zorgde alleen voor hogere verplaatsingssnelheden bij kariboes.
Rob van Bemmelen is een van de Science -auteurs die data aanleverde voor AAMA, vanuit zijn promotieonderzoek bij Wageningen Marine Research over trekkende arctische zeevogels. ‘Achter elk datapuntje zit enorm veel moeite. Expedities in het noordpoolgebied organiseren is duur en ingewikkeld; de data is alleen daarom al heel waardevol.
Urgentie
‘De data is in hetzelfde format gegoten in het AAMA. Natuurlijk zijn er verschillen; de één gebruikt satellietzenders, de ander gps-loggers, mijn data is geproduceerd met geolocators. Daarbinnen is het behoorlijk gestroomlijnd. Dat maakt analyses makkelijker en vergelijkingen robuuster. De dataset als geheel is daarmee heel geschikt om grote patronen zichtbaar te maken. Zeker omdat de veranderingen heel snel gaan in het noordpoolgebied, is dit superrelevant. Onderzoekers voelen daarom ook de urgentie om hun data openbaar te maken. Wat daarbij ook meespeelt, is dat je met tracking-studies vaak heel veel data verzamelt, zoveel dat niet de hoeveelheid data, maar de tijd die je beschikbaar hebt de beperkende factor is voor hoeveel je kan publiceren. Nu anderen met onze data kunnen werken versnelt dat de wetenschap hopelijk ook.’
‘De dataset als geheel is daarmee heel geschikt om grote patronen zichtbaar te maken’