De Mexicaanse vindplaats Abrigo de los Escorpiones, waar roofvogels en mensen gedurende twaalfduizend jaar botresten van gegeten vissen en vogels achterlieten.

 

Analyses aan prehistorische verschuivingen in de kustfauna van Mexico laten zien dat er pas kantelpunten optreden als zich meer dan vijf El Niño-gebeurtenissen per eeuw voordoen.

 

De periodieke El Niño-opwarmingen van kustwater in de Stille Oceaan leiden pas tot dramatische veranderingen in de kustfauna als ze frequenter optreden dan vijf keer per eeuw. Dat leidt een team archeozoölogen af uit analyses aan vogel- en visresten van de afgelopen twaalfduizend jaar uit Mexico te koppelen aan de zogeheten El Niño Southern Oscillations (ENSO). Zij publiceren deze gedetailleerde studie naar de impact van El Niño op diergemeenschappen en menselijke activiteit in Science van 9 september.

 

Voorspellen
‘Als sterke El Niño-gebeurtenissen in de toekomst toenemen, suggereert onze analyse dat de terrestrische productiviteit zal toenemen, maar dat de mariene ecosystemen in de oostelijke Stille Oceaan juist worden teruggedwongen naar een stabielere maar minder productieve toestand’, zegt eerste auteur en antropoloog Jack Broughton van de University of Utah. Veel modellen voorspellen dat klimaatverandering leidt tot sterkere en frequentere El Niño-evenementen, die geassocieerd zijn met minder opwelling van voedselrijk water voor de kust. De kennis over de invloed van El Niño-oscillaties op ecosystemen gaat echter hooguit tweehonderd jaar terug, waardoor langetermijneffecten moeilijk te voorspellen zijn. In de nieuwe studie gebruiken de auteurs grote en goed gedateerde archeologische verzamelingen van vogel- en visbotten van 132 soorten, afkomstig van het Mexicaanse kustplaatsje Abrigo de los Escorpiones, vlak onder Californië. Die gedateerde fauna-assemblages vergelijken de onderzoekers nu met de bekende registratie van prehistorische El Niño-gebeurtenissen, vastgelegd in sedimentlagen van het Pallcacocha-meer in Ecuador.


Tijdvenster
‘Onze beperkte ervaring met El Niño doet ons denken dat meer El Niño gelijk staat aan meer variabiliteit, meer verandering, meer verschuivingen. Maar onze waarnemingen zijn uitsluitend gebaseerd op een zeer smal tijdvenster in het moderne tijdperk’, aldus Broughton. ‘Wij laten nu zien dat in het grote geheel veel El Niño gelijk staat aan veel stabiliteit. Voor kustgemeenschappen in de oostelijke Stille Oceaan betekent dit stabiele en onproductieve mariene ecosystemen.’

 

De dramatische toename in El Niño-frequentie tussen 7.000 en 5.000 jaar geleden zorgde voor grote herstructurering van fauna. Zeevogels, zoals gewone zeekoeten en pijlstormvogels, en vissoorten zoals rood- en kelpbaars waren in overvloed aanwezig toen El Niño-gebeurtenissen zeldzaam waren, maar namen drastisch af toen de El Niño-frequentie toenam. Terwijl vogelsoorten op land juist dan explodeerden.

 

Magisch getal
‘Het magische getal is vijf sterke El Niñoevenementen per eeuw’, stelt Broughton, ‘Dat is gebaseerd op statistische tests die ons laten zien dat hele fauna’s veranderen, niet alleen een paar geïsoleerde soorten.’ Het optreden van zulke ecologische kantelpunten heeft volgens Broughton tal van implicaties: voor het uitsterven van de niet-vliegende duikeend Chendytes , maar ook voor zoiets als het begrijpen van de menselijke kolonisatie van Amerika. De niet bij deze publicatie betrokken Wageningse aquatische ecoloog en kantelpuntexpert Marten Scheffer noemt de langetermijnstudie superinteressant. ‘Heel frappante alternatieve toestanden in die gemeenschappen, en best plausibel dat het door de El Niño-frequentie kan komen’, aldus Scheffer. ‘Leuk om op voort te borduren voor ons theoretici.’