Het spoor van gezenderde dieren loopt weleens dood op verrassende plekken: een huiskamer, een visafslag of een uilenbal. Een domper voor het onderzoek soms, maar goed voor sterke verhalen.

 

Het volgen van gezenderde dieren levert in ecologisch onderzoek vaak waardevolle informatie op, maar soms leidt het spoor naar een onaangename verrassing; bijvoorbeeld wanneer het vers gezenderde dier al na enkele dagen met huid, haar en zender blijkt opgegeten. ‘Predatie hoort er natuurlijk bij als je een knaagdier zendert, maar voor het onderzoek is het wel een domper als je het dier zo kwijt raakt’, zegt Pim Lemmers van bureau Natuurbalans – Limes Divergens, die onder andere een gezenderde hazelmuis kwijtraakte aan een bosuil. De zender vond hij terug in een braakbal (zie kader: ‘Signaal uit een uilenbal’). Het is een verhaal dat hij nog regelmatig op verjaardagen vertelt, maar voor het onderzoek kwam dit verlies erg slecht uit. ‘Bij hazelmuizen is het best lastig om een dier te vangen dat zwaar genoeg is om te zenderen. De Wet op dierproeven schrijft namelijk voor dat een zender maximaal 5 procent van het lichaamsgewicht mag bedragen. Elk gezenderd dier heeft dus enorm veel tijd en inspanning gekost. En natuurlijk ben je bang dat je te weinig dieren overhoudt om conclusies te kunnen trekken.’ De uilenbal was namelijk niet het enige plotse einde van een hazelmuis met zender. Twee dieren verdwenen spoorloos uit het gebied, mogelijk gepakt en meegenomen door een kerkuil. Diverse zenders werden los teruggevonden. ‘Er zaten haren en bloedsporen aan, en ook knaagsporen die doen vermoeden dat ze zijn opgegeten door een bosmuis of grote bosmuis’, aldus Lemmers. ‘En dan was er nog een individu dat ineens niet meer in zijn winternest lag. Op diezelfde plek zagen we wel allemaal wroetsporen van wild zwijn, dus we hebben ook wel een vermoeden waar die geëindigd is.’ Lemmers verloor dat jaar negen van zijn negentien onderzoeksobjecten, maar de overgebleven hazelmuizen gaven uiteindelijk voldoende informatie over het terreingebruik en overwinteringsgedrag van het zeldzame knaagdier. ‘En het leverde belangrijke informatie op over de predatie van hazelmuizen, daar wisten we ook nog maar weinig vanaf’, aldus Lemmers.

 

Predatiesensor
Ook bij vissen houdt volgen van gezenderde dieren soms plots op, weet onderzoeker Erwin Winter van Wageningen Marine Research uit ervaring. De predator meldt zich soms zelf. ‘We krijgen regelmatig een telefoontje van de visafslag dat ze een zender in een gevangen vis hebben gevonden, zegt Winter. ‘Maar natuurlijk is er ook natuurlijke predatie, vooral bij kleinere soorten of bijvoorbeeld bij de jonge smolts van de zeeforel die zijn uitgezet zien we regelmatig predatie. We willen de natuurlijke bewegingen van een vis in kaart brengen, dus sterfte hoort ook daarbij.’ Naast zenders die bijvoorbeeld onder een aalscholverkolonie worden gevonden, zijn er ook zenders die ineens in een andere vis terechtkomen. ‘Je ziet dan ineens een afwijkend bewegingspatroon. Sommige onderzoekers willen met zekerheid uitsluiten dat ze een verkeerde vis volgen en gebruiken een speciale predatiesensor. Dat is een sensor met filmpje in de zender dat oplost door het maagzuur als de vis is gepredeerd, waarna de zender een ander signaal gaat uitzenden. Maar in andere gevallen zal de zender ook wel worden uitgebraakt of uitgepoept en belandt dan op de bodem. We hebben ook eens meegemaakt dat er een ontvangststation was bevestigd aan een gemaal. We zagen dat gezenderde palingen continu achter het gemaal werden gedetecteerd. Een teken dat ze de passage niet hadden overleefd, dat is dan wel weer waardevolle informatie.’



‘We krijgen regelmatig een telefoontje van de visafslag dat ze een zender in een gevangen vis hebben gevonden’



Ook predatie is voor het zenderonderzoek niet altijd een probleem. ‘In het project Swimway Waddenzee kijken we momenteel bij grote vissen welk deel na een winterseizoen overleeft en terugkeert naar de Waddenzee. Daar hoort predatie automatisch bij. Maar ik weet dat er komend jaar ook een onderzoek met gezenderde steuren komt om te kijken of de habitat nog geschikt is. Daarbij willen de onderzoekers natuurlijk heel graag dat alle dieren in leven blijven.’

 

Het zenderen van dieren heeft de laatste decennia een flinke vlucht genomen. ‘Zenders zijn goedkoper en lichter geworden, de techniek toegankelijker. En veel meer organisaties en overheden zien het belang in van de informatie die je uit zenderonderzoek kunt halen en hoe waardevol dat kan zijn voor bescherming van soorten’, zegt Lemmers. Het bureau waar hij werkt zenderde al hazelmuizen, waterspitsmuizen, knoflookpadden, laatvliegers, wezels en tal van vissoorten. Zelfs kleine insecten krijgen weleens een zendertje mee. ‘Bij insecten geldt die wettelijke gewichtsregel niet, en kun je bij wijze van spreken een zender van 20 procent van het lichaamsgewicht gebruiken’, aldus Lemmers. ‘Zolang het dier nog maar wel het natuurlijke gedrag kan uitoefenen, dat is voor het onderzoek natuurlijk ook belangrijk. En soms houdt dat in dat ze in de maag van een predator belanden.’



‘We willen de natuurlijke bewegingen van een vis in kaart brengen, dus sterfte hoort ook daarbij’



Kostbaar kippenvoer
Sommige dieren zijn extreem moeilijk te zenderen, denk aan vliegende insecten. Dat merkten medewerkers van EIS Kenniscentrum Insecten afgelopen zomer toen ze het nest van de Aziatische hoornaar wilden opsporen door een gezenderd individu te volgen. De eerste twee pogingen om een hoornaar een zender om te knopen mislukten doordat de diertjes met 0,23 gram te licht waren, meldt de regionale krant Tubantia op 30 augustus. Nummer drie redde het met 0,34 gram wel. Maar toen de insectenonderzoekers na vrijlating het signaal van de zender weer opvingen, bleek die uit de maag van een kip te komen. Het zendertje van 250 euro heeft het maagzuur niet overleefd. De insectenonderzoekers gaven het vervolgens op, meldt de krant.


Signaal uit een uilenbal
Pim Lemmers (Natuurbalans – Limes Divergens) stond vreemd te kijken toen hij een van zijn gezenderde hazelmuizen in het Limburgse heuvellandschap niet meer terugvond op de plek waar hij ‘m de vorige dag had uitgepeild. ‘Hazelmuizen lopen meestal niet zo ver en met een bereik van 200 meter hoef je normaal alleen maar met de antenne om je as te draaien en dan heb je al een signaal te pakken’, zegt Lemmers. ‘Nu was dat niet zo, dus we hebben alle bosranden en zelfs het hele bos uitgekamd, maar kregen maar geen signaal. Pas 3 of 4 kilometer verderop was dat het geval. De hazelmuis was dus niet alleen wegen overgestoken, maar ook weilanden. Iets wat ze volgens de literatuur niet doen. Wij dachten dus dat we een unieke waarneming hadden gedaan. Bij het signaal dat van de bodem onder een bosje vandaan kwam, vermoedden we eerst een winternest op die plek. Maar even later ontdekte een van ons een uilenbal, daar bleek de zender in te zitten.’


Ringen sparen
Een van de oudste manieren om dieren te volgen is het ringen en terugvangen van vogels. Dat terugvangen gebeurt doorgaans met mistnetten in het veld of bij vogeltrekstations. Een twintigtal ringen werd echter afgelopen voorjaar teruggevonden in het nest van slechtvalken op het kantoorgebouw van Gasunie in Groningen. Nadere inspectie leerde dat het ‘slechts’ om ringen van postduiven ging, al verraadden andere prooiresten ook een menu van spreeuwen, appelvinken en een ijsvogel. Slechtvalken zijn op hun beurt ook niet altijd veilig. De ring van een in de Enci-groeve bij Maastricht geringde slechtvalk werd in 2017 teruggevonden in het nest van de buurman: een oehoe.


Vissen op het droge
Hoe vergaat het de zalm-smolts die uitgezet zijn in de Roer bij Roermond? Dat was de onderzoeksvraag waar Niels Brevé van Sportvisserij Nederland zich in 2010 mee bezighield. ‘Jaarlijks werden tienduizenden kleine zalmpjes in de Roer uitgezet. Normaal zwemmen die richting zee, trekken door naar Groenland en komen na enkele winters weer terug om te paaien. Maar van die tienduizenden smolts kwamen er slechts vijf tot tien uiteindelijk terug in de Roer. Wij zetten daarom honderd gezenderde smolts uit om te zien waar de belemmeringen lagen. Daarvan bereikten er maar twee het Haringvliet. We vermoedden dat waterkrachtcentrales en stuwen de boosdoeners waren, maar hoorden ook over mogelijke predatie door aalscholvers. We zijn toen met een antenne naar een eilandje met een aalscholverkolonie gevaren en vonden inderdaad handenvol transponders, uitgebraakt en uitgescheten. We schatten dat 45 procent door aalscholvers is gepredeerd. In dit geval wel een interessant resultaat van het onderzoek.’


Kat met een bom
Een probleem met verwilderde katten in het Noord-Hollands Duinreservaat liep begin jaren zeventig flink uit de hand, herinnert dierecoloog Freek Nieuwold zich. ‘De beheerders schoten en vingen jaarlijks zo’n honderd katten in het duin zonder dat dit verminderde. We hebben er toen enkele gezenderd. In elk geval één gezenderde kat bleek helemaal niet verwilderd en liep direct naar huis aan de rand van het duin. De eigenaren waren verrast en belden de politie om te melden dat er een bommetje om de nek van hun kat hing. Toen wisten we meteen hoe het zat met die katten, het waren veelal huiskatten die de duinen in zwierven, kilometers van hun huis.’ Het is niet de enige keer dat onderzoeksapparatuur voor iets anders wordt aangezien. Israëlische onderzoekers raakten in 2012 een vale gier met een gps-rugzakje kwijt doordat deze in Sudan werd ‘gearresteerd’ op verdenking van spionage voor de Mossad. Op diverse plekken in het Midden-Oosten was alleen al een pootring met de opdruk ‘Tel Aviv University’ voldoende om vogels gevangen te nemen.


Glinsterende wolvendrol
Niet alleen vogels worden gemerkt met kleine stukjes ijzer, het gebeurt onder andere ook bij bevers. Onderzoekers in de Greater Voyageurs Ecosystem in de Amerikaanse staat Minnesota voorzien een klein deel van de bevers van een ‘oorbel’ met een uniek nummer erop. Een deel van de merkjes werd wel teruggevonden, maar zonder bever. In een ander project in het gebied verzamelen onderzoekers wolvendrollen en in drie ervan vonden zat een glinsterend stukje: een beveroormerk. Het Twitteraccount van het Voyageurs Wolf Project waagt zich op 12 september aan een uitgebreide rekensom, maar tot echte conclusies over predatiecijfers komt men niet. Dat tussen 2015 en 2019 drie bevertags zijn gevonden en het gemiddelde daarmee op een bevertag per 2.330 drollen komt, is volgens de onderzoekers echter ‘pretty crazy’.