In de Middeleeuwen werden dieren met regelmaat strafrechtelijk vervolgd. Sommige kwamen met de schrik vrij, andere werden publiekelijk verbannen, opgehangen, gepijnigd of onthoofd. Wat bezielde men toen?
Varkens die in dezelfde cel belanden als menselijke misdadigers, ratten die een uitvoerige verdediging krijgen van een bekwaam jurist en aan wijngaard knagende snuitkevers die men via een kerkelijk proces probeert te verbannen. Dierenprocessen zijn in de Middeleeuwen en Renaissance aan de orde van de dag. Dat lijkt nu misschien absurd en krankzinnig; toen waren het bloedserieuze aangelegenheden.
Machines
‘In de bijzonder religieuze samenlevingen van de Middeleeuwen geloofde men in een strakke wereldorde’, vertelt cultuurhistoricus Sven Gins, die voor zijn promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek doet naar dierenprocessen uit het verleden. ‘God had de mens geschapen als opperwezen; planten en dieren waren op aarde om ons te dienen. Men beschouwde dieren als een soort van machines, zonder berouw of schuldbesef, die moesten functioneren zoals God het bedoeld had. Als iemand stierf door het toedoen van een dier, dan moest de hiërarchie links- of rechtsom weer worden hersteld; een strafzaak was daartoe een poging.’
Sinds de Oudheid hebben er zeker tweehonderd dierenprocessen plaatsgevonden, blijkt uit historische bronnen, waarvan het merendeel in de Middeleeuwen en de Renaissance. Herstel van de veronderstelde wereldorde was daarbij lang niet de enige drijfveer, weet Gins. ‘Soms was het een manier om tegemoet te komen aan nabestaanden; vaker was het een waarschuwing aan de bevolking. Een schouwspel om te laten zien wat er gebeurt als je de regels overtreedt.’
Ook erkent Gins het bestaan van een veel profaner motief: geld. ‘Als een dier werd veroordeeld, dan was de eigenaar medeplichtig en moest die de rechtbank geld betalen. Tenzij de eigenaar afstand nam van zijn eigendom. In dat geval kon een dier eventueel geconfisceerd worden; in die tijd een waardevol goed.’
Carrière
Hoewel dierenwelzijn waarschijnlijk nauwelijks een rol speelde, zijn er toch verschillende juristen die op de bres springen voor dieren in het beklaagdenbankje. Vooral de Franse jurist Barthélemy Chasseneux (1480-1541) maakt faam door een groep ratten met succes te verdedigen (zie kader: ‘Verwoestende ratten’). ‘We weten niet of hij een dierenvriend was. In zijn argumentatie rept hij in ieder geval met geen woord over dierenleed’, vertelt Gins. ‘Wel weten we dat hij royaal verdiende aan de zaken en er een bijzonder goede carrière aan overhield.’
Portret van Barthélemy de Chasseneuz door de graveur Jacques Cundie.
Chasseneux schrijft uiteindelijk een uitgebreide handleiding voor dierenprocessen op basis van zijn ervaringen. Daaruit komt een duidelijke strategie naar voren: rechtszaken met de meest creatieve argumenten, veelal theologisch van aard, zo lang en zo vaak mogelijk uitstellen. Vele juristen volgen in die periode met succes zijn voorbeeld (zie kader: ‘Hongerige snuitkevers’) en advocaten verdedigen steeds vaker de acties van dieren.
Bestialiteit
Pas in 1750 verschijnt dierenwelzijn voor het eerst in de argumentatie van advocaten. Een man en een ezelin worden dan in het Franse Vanvres veroordeeld voor bestialiteit, maar na een gepassioneerd pleidooi wordt alleen de ezelin vrijgesproken. Ze zou zich altijd keurig hebben gedragen en slechts slachtoffer in de zaak zijn. Niet lang daarna verdwijnen dierenprocessen langzaam helemaal, vertelt Gins. ‘Dat heeft vooral met de opkomst van wetboeken en de daarmee gepaarde standaardisering van het gerecht te maken.’ In de nieuwe wetboeken is alleen nog ruimte voor rationele misdadigers.
‘Middeleeuwers worden vaak onterecht afgeschilderd als donker en barbaars, maar de mensen waren in die tijd echt niet dommer. De in onze optiek bizarre ideeën die ze erop nahielden hebben niks met een gebrek aan intelligentie te maken, maar alles met een ander wereldbeeld. In veel opzichten zijn we echt niet veranderd: het antropocentrisme vierde toen hoogtij, en dat doet het nog steeds.
‘Ik denk wel dat middeleeuwers een veel directere relatie hadden met hun dieren dan wij nu: ze leefden met en tussen de dieren, en slachten gebeurde in het openbaar – niet in achterkamertjes en volledig uit het zicht zoals vandaag de dag.
Verwoestende ratten
Wanneer ratten in 1510 de gewassen rond Autun verorberen, is de Franse stad in rep en roer. Met het verdwijnen van de gerst dreigt er plotsklaps een hongersnood in de regio. Om de orde te herstellen en de woedende boeren tot bedaren te brengen, verzoekt de plaatsvervangende bisschop de kerkelijke rechtbank over te gaan tot vervloeking en verbanning. Door de juridische manoeuvres van één advocaat – Barthélemy de Chasseneux – zal het echter nooit zover komen.
Dat begint met het argument dat het voor zo’n grote groep cliënten, verspreid over verschillende dorpen, onmogelijk was om op tijd te reageren op de dagvaarding, laat staan zich naar de rechtszaal te begeven. De rechter geeft uitstel. In de weken daarna hangen er in iedere kerk in de regio details van de aanklacht en rechtszaak. Het mag niet baten: ook de tweede keer komen de ratten niet opdagen in de rechtszaal.
Algemeen beeld van Autun genomen op weg naar Monjeu, getekend door Jean-Baptiste Lallemand circa 1790.
Voordat de rechter over kan gaan tot veroordeling in absentia , maakt Chasseneux opnieuw bezwaar: wanneer een verdachte een gevaarlijke reis door vijandig gebied moet maken om bij zijn verdediging aanwezig te zijn, moet de rechtbank diens veiligheid garanderen. Met hongerige katten op elke straathoek, zijn de ratten hun leven niet zeker – de beklaagden hebben daarom alle recht de sommatie te weigeren. Het pleidooi werkt en de ratten worden vrijgesproken.
Chasseneuxs verdediging van de ratten bezorgde hem faam door heel Frankrijk. Als vooraanstaand jurist in de 16de eeuw wordt hij de aangewezen rechtsautoriteit bij de verdediging van dieren. Velen volgen zijn voorbeeld.
Moordlustig varken
Het is rond Kerst in het jaar 1456 wanneer op klaarlichte dag het noodlot toeslaat voor een 6-jarig jongetje. Op de straten van het Franse dorpje Savigny komt hij gevaarlijk dicht bij een zeug en haar zes biggetjes; de zeug zet de aanval in en takelt het jongetje dusdanig toe dat hij overlijdt. Wat volgt is een nóg bloederiger tafereel: de blijkbaar hongerige varkensfamilie begint van het dode jongetje te eten. Ze worden op heterdaad betrapt.
Illustratie uit Chambers Book of Days waarin de zeug en haar biggen in 1457 worden aangeklaagd voor de moord op een kind.
Wekenlang worden de varkens opgesloten in een cel – als ware het menselijke misdadigers – en er volgt een seculiere high-profile rechtszaak. Een openbaar aanklager wordt aangesteld, getuigen worden opgeroepen, een rechter buigt zich over het voorval en zelfs een afgezant van het hertogdom Bourgondië komt een kijkje nemen. Tot drie keer toe moet de eigenaar van de varkens verantwoording afleggen in de rechtszaal; hij zwijgt totdat hij uiteindelijk afstand neemt van zijn varkens.
In het vonnis van 14 januari 1457 wordt de zeug schuldig bevonden aan ‘ homicide ’ én ‘ murtre ’ – een woordcombinatie die men alleen inzette voor de ernstigste moordzaken. Voor de uitvoering van de straf wordt een beul ingevlogen van twintig kilometer verderop, die de varkensmoeder onder het toeziend oog van een klein publiek aan haar achterpoten opknoopt aan een galgenboom; ze hangt daar net zolang tot ze het leven laat. Haar biggetjes komen echter op borgtocht en met de schrik vrij; de rechtbank acht niet bewezen dat zij hebben meegegeten van het jongetje. Een happily ever after was dat waarschijnlijk niet: de heerser van het dorpje confisceert de biggen. Speenvarkentjes aan het spit waren destijds een gewilde delicatesse.
Hongerige snuitkevers
Medio 16de eeuw teisteren snuitkevers een wijngaard in het Franse Saint-Julien-Mont-Denis; de plaag triggert onder druk van de bevolking een kerkelijke rechtszaak. Aanvankelijk zijn de experts er snel uit: kevers hebben – als schepsels van God – het volste recht zich met de gewassen te voeden; de plaag is een straf van God voor de zonden van de bevolking. Het vonnis: stop met drinken, gokken en ander zondig gedrag en doe veel publiekelijke gebeden. Dan verdwijnen de kevers vanzelf.
Rust keert inderdaad terug in Saint-Julien-Mont-Denis, veertig jaar lang, totdat in 1587 een nieuwe keverpopulatie zich tegoed doet aan de wijngaarden. De bevolking smeekt de kerk opnieuw over te gaan tot verbanning; aan hun zondige gedrag lag het dit keer écht niet. De advocaat Pierre Rembaud die op de zaak wordt gezet weet de boel echter maandenlang te rekken. Hij wijst de rechtbank onder meer op de absurditeit van de aanklacht tegen deze irrationele dieren, en ook zijn pleidooi over de aardse lusten – waartoe de bevolking zich toch zou hebben laten verleiden – zorgt voor verdere vertraging.
Na drie maanden van procederen en ten einde raad laat de bevolking uiteindelijk op eigen initiatief een schikking opstellen door een notaris: de kevers krijgen een eigen stukje land, speciaal geselecteerd door de dorpsbewoners. Daar kunnen de hongerige insecten naartoe verhuizen en een goed leven leiden. Rembaud zet zijn strategie in de rechtszaal echter voort: hij heeft bedenktijd nodig. Een maand later verwoesten troepen van de hertog van Savoye tijdens een conflict het aangewezen stukje land; de advocaat kan daarna niet meer akkoord gaan met het voorstel.
Na negen maanden uitstel komt dan eindelijk tóch het vonnis. Helaas is die in nevelen gehuld. De laatste pagina’s van het dossier zijn aangevreten … vermoedelijk door kevers.
Mogelijk terroriseerde de snuitkever Rhynchites auratus in de 16de eeuw de wijngaarden in het Franse Saint-Julien-Mont-Denis. (Foto: Flickt/Udo Schmidt)