Met een omgekeerde bladblazer zuigen studenten bij het Polderlab insecten op.

Wat doet duurzaam en rendabel beheer met de biodiversiteit van veenweidegrond waarop voorheen intensieve landbouw plaatsvond? Biologiestudenten gaan in het Polderlab op onderzoek uit.

Terwijl de dauw nog op het gras ligt, slentert een groepje studenten door een ogenschijnlijk doorsnee veenweidegebied in Warmond, aan de rand van het Groene Hart. Onder het toeziend oog van een biddende torenvalk, werpen enkelen zich plotseling op de grond: met paaltjes en touw zetten twee studenten een plot, een ander meet met een rolmaat de hoogte van het gras en weer een ander wapent zich … met een enorme bladblazer. Een omgekeerde bladblazer welteverstaan, om binnen het plot zoveel mogelijk insecten op te zuigen en op te vangen in de panty die aan het uiteinde met ducttape zit vastgemaakt. Zodra de blazer zwijgt, snelt een student met een zipper bag ernaartoe om de pantyinhoud van gras te verzamelen.

Proeftuin
Het tafereel is onderdeel van de minor biodiversity van de Universiteit Leiden, waarbij studenten meedraaien in een minstens tien jaar lopend project: het Polderlab, een stuk voormalig landbouwgrond van 33 hectare dat twee jaar geleden is gekocht door burgervereniging Land van Ons om daar samen met boeren en onderzoekers de biodiversiteit en het landschap te herstellen. ‘Je kunt Polderlab beschouwen als een proeftuin waarin we testen hoe je op voorheen intensief beheerde veenweidegrond duurzame landbouw kunt creëren’, vertelt Maarten Schrama, ecoloog, universitair hoofddocent en projectleider van het Polderlab.

Beheerregime
De grofweg veertig studenten richten zich daarbij op de biodiversiteit. Daarvoor verzamelen ze data in drie nabijgelegen referentiepolders en het Polderlab zelf, waar sinds enkele jaren een natuurinclusief beheerregime heerst en enkele experimenten lopen met natte landbouw, zoals het verbouwen van cranberry en rijst (zie kader: Natte landbouw). Verspreid over het open landschap lopen daarom lang niet alleen groepjes jongvolwassenen met omgekeerde bladblazers. Ook met schepnetten, grondboren en determinatiegidsen brengen ze onder meer aquatische macrofauna, microbiële gemeenschappen en planten in kaart.


Eentonig
‘We moeten dit vandaag zo’n 140 keer doen, en deze week in totaal ongeveer 700 keer’, zegt een biologiestudent lachend, terwijl hij een grondboor uit de grond trekt. ‘Dat lijkt misschien wat eentonig, maar we zijn in goed gezelschap en de hele dag lekker bezig in het zonnetje. Ik kijk inmiddels wel uit naar de data-analyses, maar dit hoort er ook gewoon bij.’ ‘En het is weer eens wat anders dan de hele dag op een donkere zolderkamer achter mijn computer zitten’, vult een informaticastudent hem aan.

‘Het is een keuzevak’, legt Schrama uit. ‘Ongeveer 80 procent studeert biologie, maar er zitten bijvoorbeeld ook informatici, archeologen en bouwkundigen tussen. Ze krijgen eerst een week theorie en gaan voordat ze hier komen een week naar Schiermonnikoog om het verzamelen van data te oefenen – het is belangrijk dat de data uniform is, aangezien ze meedraaien in lopend onderzoek en voor hun analyses ook elkaars en de gegevens van eerdere jaren gebruiken.’

Onderzoekscyclus
Hoewel de studenten binnen een duidelijk kader werken, krijgen ze wel de vrijheid hun eigen onderzoeksvragen te formuleren. ‘We vinden het belangrijk dat studenten de hele onderzoekscyclus doorlopen, van het zelf leren vragen stellen tot het wetenschappelijk schrijven aan toe’, aldus ecoloog en cursusleider Krijn Trimbos van de Universiteit Leiden. ‘Het Polderlab is daartoe een uitgelezen kans: het is super waardevol dat ze hier in een maatschappelijk relevante en reallife setting onderzoek kunnen doen. Dat is veel motiverender dan studenten analyses laten uitvoeren op al bestaande datasets.’

Omgebouwde stal
Eenmaal terug in het Polderpodium, een voormalige veehouderij en omgebouwde stal voor groepsactiviteiten, kan de insectendeterminatie beginnen. De inhoud van de zipper bags wordt omgekieperd in een grote witte bak. Twee studenten zetten ieder hun lippen op een buisje en beginnen driftig te zuigen. Mijten, springstaarten, sluipwespen, aardvlooien en andere beestjes komen via een ander buisje in een plastic bakje terecht. Terwijl Trimbos rondloopt en helpt, turven de studenten aan de hand van determinatieboekjes en -apps op familieniveau wat ze hebben gevangen.

‘We willen weten of er in de verschillende polders een correlatie is tussen planten- en insectendiversiteit – we gebruiken dus ook de data van de plantengroep’, legt student bouwkunde Eline uit terwijl ze met een laptop de gegevens van haar medestudenten invoert. ‘Ik studeer weliswaar bouwkunde, maar biologie is altijd mijn favoriete vak geweest. Bovendien is biodiversiteit ook binnen de bouwkunde enorm relevant en actueel, dus deze cursus is voor mij absoluut nuttig.’

‘Voordat we hier begonnen, zat het huidige Polderlab door intensieve landbouw qua biodiversiteit op een dieptepunt’, zegt Schrama. ‘Door het terugdringen van stikstof, het verhogen van het waterpeil en het uitzetten van waterplanten als krabbescheer hopen we langzaam de biodiversiteit te zien terugkeren. Met de hulp van studenten natuurlijk!’



Natte landbouw

In het Polderlab liggen verschillende proefvelden voor natte landbouw van cranberry en rijst. De toplaag is eerst verwijderd en de duurzame gewassen zijn direct op de veengrond geplant. Dat lijkt goed te gaan en daarom breiden de betrokken boeren volgend jaar flink uit. Het duurzaam geproduceerde voedsel gaat naar lokale supermarkten. In een deel van de sloten is bovendien krabbescheer geplant. In tegenstelling tot onbehandelde sloten ogen die sloten inmiddels bijzonder helder. De waterplanten liggen straks op het bord van lokale restaurants. Om bodemdaling tegen te gaan, spelen onderzoekers in de polder ook met het verhogen van het waterpeil.