Door Gert van Maanen - BRON: CÉCILE UND OSKAR VOGT INSTITUT FÜR HIRNFORSCHUNG IN DUSSELDORF EN ARNOLD DE BOER - 24-11-2023 - Biologie

Portret van hersenonderzoeker Oskar Vogt.
Hij was een pionier in hersenonderzoek en mocht zelfs Lenins brein ontleden. Daarnaast verzamelde Oskar Vogt welhaast manisch hommelvariëteiten als bewijs voor zijn pathoclisetheorie: een bizar verhaal, nu tot in de diepste details opgetekend.
‘Hij kon uitstekend netwerken, (...) wist Krupp, God en de duivel voor zijn karretje te spannen en zo de meest fantastische onderzoeksinstituten uit de grond te stampen’, schrijft bioloog Arnold de Boer in Hommels, hersenen en Lenin . Hij raakt door zijn werk aan de gigantische hommel- en loopkevercollectie van Oskar Vogt voor Zoölogisch Museum Amsterdam – nu ondergebracht bij Naturalis – in de ban van de hersenpioniers Oskar Vogt (1870-1959) en Cécile Vogt-Mugnier (1875-1962). De Boer volgt hun sporen van Oskars geboortehuis in Husum, via het wereldvermaarde neurologisch centrum Salpêtière in Parijs – waar hij Cécile leert kennen – tot zijn hoogtepunt als directeur van het Kaiser-Wilhelm-Institut für Hirnforschung in Berlijn, zijn kortstondige aanstelling tot directeur van een hersenpaleis in Moskou na de dood van Lenin en zijn ‘verbanning’ naar het private Institut für Hirnförschung und algemeine Biologie in het Zuid-Duitse Neustadt.
Vanaf begin vorige eeuw combineert Vogt hersenonderzoek met een bloeiende praktijk in hypnosetherapie. Dit brengt hem in contact met de Duitse staalfabrikant Friedrich Alfred Krupp, die hij probeert te genezen van homo- en pedoseksueel gedrag. Hij wordt lijfarts, raadsheer en vriend van de familie en als de door roddelbladen in het nauw gedreven Krupp in 1902 zelfmoord pleegt, geeft Vogt een herseninfarct of hartfalen als doodsoorzaak op. De Boer suggereert dat dit later als chantagemiddel is gebruikt. ‘Feit is, dat de Krupps Vogt vanaf dat moment door dik en dun hebben gesteund.’

Een detail van een van de collecties hommelvariëteiten van hersenonderzoeker Oskar Vogt.
Dankzij die steun start Vogt zijn eigen instituut in Berlijn. Hier werkt hij, met Cécile en een groeiende groep medewerkers, aan het relateren van veranderingen in weefselstructuur van hersenen aan gedrag van psychiatrische patiënten, proefdieren en hersendonoren. Monnikenwerk, want alleen het microscopisch uitpreparen van een menselijk brein duurt al zo’n tweehonderd weken. Het levert een nog steeds gebruikte hersenschorskaart op en bezorgt Vogt in 1924 de ‘eervolle opdracht’ de (vooropgestelde) genialiteit vast te stellen aan de sterk door syfilis aangetaste hersenen van Lenin. Dat lukt, maar zijn banden met Rusland, zijn openlijke kritiek op de nazi-ideologie en zijn weigering joodse medewerkers te ontslaan, zorgen ervoor dat hij in 1935 Berlijn moet verlaten.
Ook fascinerend, maar lastig te volgen, is het betoog dat moet aantonen dat zelfs Vogts verzamelwoede van hommels in dienst staan van zijn hersenonderzoek. Vogt denkt dat het milieu populaties gericht genetisch verandert en verzamelt of koopt duizenden exemplaren van hommels met kleine verschillen in kleurpatroon die dat ‘bewijzen’. Zijn pathoclisetheorie koppelt vervolgens wetmatigheden in hommelvariatie aan afwijkingen in hersenweefsels en erfelijke hersenziekten. Een hersenspinsel dat Naturalis uiteindelijk een unieke hommelcollectie oplevert, maar ook een resultaat van een obsessie die ook De Boer in zijn greep krijgt. Hij tekent alles tot in de diepste details op, volgt veel zijsporen en noemt welhaast ieder contact van de Vogts, liefst met datum van geboorte en overlijden. ‘Hoe meer ik over Vogt lees, hoe moeilijker het wordt om alles tot een fatsoenlijk en consistent verhaal samen te vatten’, bekent De Boer eerlijk in het boek. Een strengere selectie had het op zich meeslepende boek vast leesbaarder gemaakt.

HOMMELS, HERSENEN EN LENIN – DE HERSENSCHIMMEN VAN OSKAR VOGT - Arnold de Boer
Paperback, 418 pagina’s, 29,50 euro