Voor een buitenstaander klinkt veldwerk misschien als een tripje onder werktijd, maar behalve leuk kan veldwerk ook behoorlijk lastig zijn. Gigantische muggenzwermen, druilende regen, bloedzuigers, verzengende hitte of hevige kou: een ontspannen vakantiegevoel zit er niet per se in tijdens veldonderzoek. Bionieuws brengt vier van zulke veldwerkverhalen.



Achtervolging in de jungle

Marije Keijzer, masterstudent evolution of behaviour and mind aan de Universiteit van Amsterdam

‘Toen ik in november 2023 begon aan mijn veldwerk in Ivoorkust, vermoedde ik al wel dat het zwaar zou worden om gedurende vijf maanden een groep chimpansees in het regenwoud van nest tot nest te volgen. Gemiddeld stonden we om 4 uur op, zodat we nog voor zonsopgang bij de apen aankwamen. Dat was meestal een uur lopen door een intens dichtbegroeide, heuvelachtige en soms moerassige jungle, waarbij we continu over boomstammen klommen en rivieren overstaken. Geen makkelijke wandeling, zeker niet bij 35 graden en met lange mouwen en broeken tegen de prikkelige vegetatie en insecten. In de eerste weken had ik fikse blaren en spierpijn.

‘Als de chimps eenmaal uit hun nest klommen, was het altijd een verrassing hoe de dag zou lopen. Sommige dagen bleven ze op één plek hangen; veel vaker namen ze ons op sleeptouw, op zoek naar fruitbomen om van te eten. Toen ze mijn eerste dag hard wegliepen, en wij al hijgend de achtervolging inzetten, dacht ik: waar ben ik in vredesnaam beland! Ook het observeren of überhaupt het identificeren van de individuele chimpansees was in de jungle, waar je vaak niet verder dan 5 meter kon kijken, soms nagenoeg onmogelijk.

‘Eenmaal terug in ons tentenkamp, vaak rond 19 uur, was het meestal niet lekker uitrusten. Mijn dunne matje op boomwortels in een niet goed waterdicht tentje – waar de mieren zich door de wanden vraten – beroofden mij soms wel van mijn nachtrust. Enkele keren gingen we wel naar het dichtstbijzijnde dorpje, maar daar sliepen we in een oud gastenverblijf letterlijk met een laken op een betonnen vloer. Alleen toen ik malaria had, sliep ik een paar dagen in een bed in een hotelletje.

Gek genoeg valt aan al die fysieke ongemakkelijkheid heel goed te wennen, maar niet aan het sociale isolement. In al die maanden heb ik alleen zinnige woorden gewisseld met mijn begeleider, want ik spreek maar een paar woordjes Frans. Dat was verreweg het zwaarst. Al met al was het echt wel bijzonder – en natuurlijk ook heerlijk – om in de jungle te zijn, zo dicht bij chimpansees. Een ervaring die je niet zomaar meemaakt. Maar nee, dit zal ik niet zo snel nog een keer doen.’



Oldschool expeditie

Ecoloog Thijs van den Burg, deed promotieonderzoek aan het natuurhistorisch museum in Madrid

‘Binnen mijn PhD-traject ben ik twee keer naar Madagaskar geweest. Het waren echt oldschool expedities, naar een plek waarvan je weet dat de kans bijna honderd procent is dat je dieren tegen komt die nog niet zijn beschreven voor de wetenschap – meestal zo afgelegen mogelijk dus. In mijn geval zocht ik amfibieën. Alles wat je ziet bewegen is interessant en probeer je te vangen. De laatste keer was in 2022, voor drie maanden.

‘Dat was in het regenseizoen, want hoe meer regen hoe beter: vaak zijn amfibieën alleen dan actief. Het is met die regen wel haast onmogelijk om al je spullen droog te houden, en op de weg ernaartoe komt de auto heel vaak vast te staan in de modder.

‘Je wil niet op één plek blijven, want een kilometer verderop kunnen er al weer andere soorten te vinden zijn. Per definitie gaan we naar heel afgelegen gebieden; die zijn alleen lopend te bereiken, en dat is ver lopen ook. Dan zit je vaak onder de bloedzuigers – antibloedzuigersokken en dergelijke werken maar een klein beetje. Goed controleren dus voordat je naar bed gaat. Het kamperen is trouwens heel basic: onder een tarp, geen douche, de wc is een gat in de grond en het voedsel is maandenlang rijst of pasta met blikjes vis.

‘Veel amfibieën zijn ‘s nachts actief, dus het zoeken en verzamelen van dieren gebeurt ’s avonds. Soms is dat veel geduld hebben: ik hoorde bijvoorbeeld eens een kikker roepen, en heb er toen drie uur over gedaan om ‘m te vinden. Vervolgens is het vroeg weer opstaan, alles fotograferen, meten en netjes fixeren.

‘De uitdagendste situaties zijn eigenlijk op sociaal vlak. Je zit steeds op elkaars lip, en er is heel weinig privacy. Communicatie is door taalbarrières bovendien soms lastig. Het basic leven en fysiek limieten opzoeken ligt mij wel; ik heb ook twee jaar in het leger gezeten. Bij deze expeditie had ik voor het hoofddeel de leiding. Ik moet zeggen dat ik na die drie maanden ongetwijfeld verschijnselen van een burn-out had. Het is hard werken en je staat continu aan. Maar je ontdekt ook nieuwe soorten, werkt op prachtige locaties, en het buitenleven is ook heerlijk. Dat is de ontberingen wel waard.’


Muggenplaag op de toendra

Rúna Magnússon, permafrost-onderzoeker en universitair docent bij de Wageningen Universiteit

‘Van tevoren was ik wel gewaarschuwd voor alcoholmisbruik, en om eventuele drank die ik meebracht te verstoppen in mijn stapelbed. Toch was het heftig om er tijdens het veldwerk van mijn promotieonderzoek aan vegetatie- en permafrostdynamiek in Noordoost-Siberië mee te worden geconfronteerd: als de locals op het veldstation een fles drank openden, stopten ze pas met drinken als ze omvielen of de fles leeg was. Op mijn allereerste dag zag ik zelfs een man stomdronken de rivier in lopen en bijna verdrinken. En dat als beginner met een student onder mijn hoede en zonder slaapzak, tandenborstel of muggennet – op de boot was mijn tas kwijtgeraakt. Het heeft dagen geduurd voordat ik me na een totale cultuurshock eindelijk weer veilig voelde; de locals bleken gelukkig betrouwbaar en professioneel.

‘Het veldstation waar ik meestal zo’n zeven weken verbleef was met maximaal twintig mensen, waarvan slechts een handjevol wetenschappers, redelijk klein en totaal afgesloten van de buitenwereld. Ook digitaal. Toch was het allemaal goed te doen, inclusief het veldwerk zelf. Behalve de extreme zwermen muggen dan: door het gezoem leek het wel een landingsbaan van een vliegveld en het was een constante uitdaging om ze uit je kleren en de woonhutjes te houden. In het station brandde er daarom vrijwel continu wierook. Zelfs zoveel dat het snot altijd zwart uit je neus kwam.

‘Verder was alles extreem streng gereguleerd: voor elk schroefje of stekkertje moesten we een vergunning aanvragen en we moesten alle meetdata inleveren zodat de overheid het kon checken. In het dorp en op het vliegveld werden we vaak tien minuten boos aangekeken voordat we uiteindelijk toch een krabbel ergens voor kregen. Dat was intimiderend en maakte het werk extra stressvol. ‘Helaas heb ik niet alle data kunnen verzamelen: sinds corona en daarna de oorlog zijn mijn veldactiviteiten verhuisd naar Spitsbergen. Hoewel daar wel gewoon wegen, internet en een sterke internationale gemeenschap zijn, moet je tijdens het veldwerk constant een geweer dragen en op je hoede zijn voor beren.

‘Wie een echte pionier wil zijn, moet naar Siberië. Het werk daar is pittig, maar ik zou het ondanks alles zo nog een keer doen.’


Temperatuursextremen

Paleobioloog Dylan Bastiaans, nu PhD-student aan de University of Zürich

‘We waren voor Naturalis in 2018 een Triceratops -kudde aan het uitgraven. Normaal werken we daar in Wyoming bij 30-40 graden, maar dit keer liep de planning uit. Het weer sloeg ineens om, naar wat aanvoelde als 3 graden. Om de botten veilig in te pakken werken we met gips; dat betekent de hele dag met je armen in ijskoud water zitten. Het regende ook continu, we hebben maar thermo-ondergoed bij de lokale jachtwinkel gekocht. Sowieso moet je bij dit werk geen angst voor kleine ruimtes hebben, want in deze fase graven we tunnels onder het blok door waar het skelet in zit.


‘Het regende ook continu, we hebben maar thermo-ondergoed bij de lokale jachtwinkel gekocht’

‘Ter contrast heb ik ook in meer dan 50 graden gewerkt. We waren toen op zoek naar fossielen in Qatar. Dat betekende het hele land door crossen; we hadden wel een idee waar de fossielen zaten, maar het is lastig oriënteren in een woestijn zonder herkenningspunten. Het gesteente waar de fossielen in zaten reflecteert enorm, dus we werden echt levend gebakken. Ook ’s nachts was het 30 graden. Elk half uur moesten we onszelf met water overgieten en afkoelen in de auto met airco. ‘Om alles nog complexer te maken waren er destijds, in 2017, politieke spanningen tussen Qatar en Saoedi-Arabië. Alles verliep steeds oké, behalve een dag, toen we toch nog even ergens een zee-egel wilden uitgraven. We hadden toestemming om te graven op het land van een oliebedrijf, maar hadden het papierwerk niet bij ons omdat we ondertussen al weken in de collectie in plaats van in het veld bezig waren. Natuurlijk werden we gecontroleerd. Aangezien wij geen Arabisch spreken, gaat je bloeddruk dan wel omhoog. Het was een panisch uurtje, maar liep uiteindelijk met een sisser af omdat we de juiste papieren als pdf op onze telefoon konden vinden.

‘Het is fysiek zwaar werk; zeker als de grond een beetje bevroren is, of in die Qatarese kalksteen, is het net alsof je met je pikhouweel op beton inhakt. Maar het is prachtig werk om te doen, en je komt op plekken waar je zelf nooit heen zou gaan. Ik zie het als een avontuur – dat niet voor iedereen is weggelegd – waarvan je daarna wel even moet herstellen met vakantie.’