Een eerdere versie van dit artikel verscheen 3 juli 2021 in Bionieuws.
Het is weer tijd voor de Olympische Spelen: duizenden mannen en vrouwen kunnen deze zomer de strijd om olympisch eremetaal aangaan. Dieren mogen niet meedoen in Parijs, terwijl het geduchte tegenstanders zouden zijn.
Schoonspringkampioen: spinnerdolfijn
Menig schoonspringer zal jaloers zijn op de gracieuze spinnerdolfijn (Stenella longirostris). Deze ware acrobaat doet zijn gewone naam eer aan; hij spint tot wel zeven keer in het rond tijdens een sprong. Zo’n meervoudige schroef kan ‘ie eventueel ook nog combineren met een halve salto.
De dolfijn speelt daarbij wel een beetje vals ten opzichte van de olympiërs die van een plank moeten springen. Het geheim van de zevenvoudige schroef zit ‘m namelijk in de onderwaterfase, zo berekenden biologen in Journal of Experimental Biology (2006). Dan begint hij al met rondjes draaien – langzaam, vanwege de waterweerstand. Als de tegenkracht boven water wegvalt gaat het omwentelen ongekend snel. Voor de jurypunten zal S. longirostris het vermoedelijk niet doen; mogelijk geven ze informatie over hun locatie met de sprongen of tonen ze hun dominantie ermee. Een andere mogelijkheid, aldus de biologen in Journal of Experimental Biology (2006), is dat de dolfijnen met al het draaien vervelende remora’s afschudden die aan hun huid plakken.
Bij de Olympische Spelen van 2016 wist de Chinese Chen Aisen het hoogste puntentotaal voor een individuele sprong te behalen; zijn achterwaartse tweeënhalve salto met tweeënhalve twist van de tien meter was goed voor 108 punten. Welke punten een spinnerdolfijn zou halen is lastig te voorspellen; hoe meer schroeven hoe hoger de moeilijkheidsfactor, maar de berekening die juryleden gebruiken om die factor te bepalen loopt vooralsnog tot slechts vierenhalve schroef. Dolfijnen landen daarentegen over het algemeen wel plat op hun buik of rug – een schoonspringer doet dat alleen als zijn sprong compleet mislukt.
Roeikampioen: schaatsenrijder
Hoewel zijn volksnaam anders doet vermoeden, blinkt de schaatsenrijder (familienaam: Gerridae) uit op de zomerspelen; op het roeionderdeel welteverstaan. Een bootje heeft ‘ie niet, maar wel een soort roeispanen: de middelste poten. De achterste poten gebruikt hij om bij te sturen. Bij gebrek aan boot blijft het insect drijven dankzij minuscule waterafstotende haartjes. Er zit geen plat vlak aan het uiteinde van de roeipoten; met zijn roeislag vervormt de schaatsenrijder het wateroppervlak lichtjes, zodat hij een soort blad van water creëert.
Olympische roeiers zijn lang niet zo subtiel en steken hun bladen gewoon dwars door dat wateroppervlak heen. Dat levert hen wel een behoorlijke snelheid op; op de Spelen van 2016 zette de Nieuw-Zeelandse Mahe Drysdale de beste individuele tijd neer, met 6:41,34 over 2000 meter. Een schaatsenrijder haalt maar een snelheid van zo’n 1,5 meter per seconde. Aangenomen dat het insect dat 2000 meter volhoudt, zou hij na ruim 22 minuten en 13 seconden de finish bereiken. Toch is dat wellicht geen compleet eerlijke vergelijking; de eenmansboten van olympiërs zijn gemiddeld 8,2 meter lang – de schaatsenrijder moet het met een 12 millimeter lang lijf doen. Zo bezien zou de schaatsenrijder bij 6:41,34 bijna vijftigduizend bootlengtes voorliggen op Drysdale.
Bokskampioen: bidsprinkhaankreeft
Alleen soortgenootjes vormen een waardige tegenstander voor dit vechtersbaasje – prooien slaat de bidsprinkhaankreeft zonder pardon knock-out. Deze geboren boksers kunnen stoten uitdelen met een snelheid van zo’n 83 kilometer per uur en een kracht van ruim duizend keer hun eigen lichaamsgewicht. Als een mens dat zou kunnen zou ‘ie zo een basketbal de ruimte in slaan. Voor zo’n slag drukt de bidsprinkhaan een speciaal structuurtje in zijn roofledemaat ineen en vergrendelt die, als een gespannen veer. Bij het loslaten komt de opgeslagen energie vrij en klapt zijn ledemaat met indrukwekkende snelheid en kracht uit. Een natuurlijke boksarena komt tot stand als er een territorium op het spel staat. Bidsprinkhaankreeft Neogonodactylus bredini voert zulke geritualiseerde gevechten ook braaf voor de labcamera uit, zo concluderen biologen in Biology Letters (2015). Door hun staart naar voren te buigen maken de dieren van zichzelf een soort boksbal om klappen op te vangen. Analyse van de camerabeelden laat zien dat bij bidsprinkhaankreeften de aanhouder wint; niet de hardste klappen, maar de meeste klappen uitdelen is voor hen de beste overwinningsstrategie.
Voor een Olympische gouden medaille zullen bidsprinkhaankreeften dus wellicht nog even moeten oefenen. Op de Spelen bepalen punten namelijk de winst, toegekend op basis van agressie, de baas zijn in de ring, goede verdediging en mooie stoten. Winnen kan ook door de tegenstander knock-out te slaan. Zoals het echte boksers betaamt weten bidsprinkhaankreeften trouwens best dat het belangrijkste gevecht voorafgaand aan de wedstrijd plaatsvindt; de dieren beginnen hun confrontatie met elkaar imponeren door hun roofledemaat uitgebreid te showen.
(OLYMPISCH) RECORD GEWICHTHEFFEN
Olifant: ± 400 kilo ( ± 0,1 keer eigen gewicht)
Hoornmestkever: 1.141 keer eigen gewicht
Hossein Rezazadeh (Athene, 2004): 263 kilo (1,7 keer eigen gewicht)
(OLYMPISCH) RECORD VERSPRINGEN
Sneeuwluipaard: ± 16 meter ( ± 12 keer eigen lichaamslengte)
Hondenvlo: ± 25 centimeter ( ± 100 keer eigen lichaamslengte)
Bob Beamon (Mexico-Stad, 1968): 8,9 meter (4,65 keer eigen lichaamslengte)
(OLYMPISCH) RECORD 50 METER ZWEMMEN
Zeilvis (golfbeweging en sprongen): 1,65 seconden
Kikker (soort schoolslag): 20,57 seconden*
Caeleb Dressel (Tokio, 2021, vrije slag): 21,07 seconden
* aangenomen dat hij zijn snelheid van 2,43 meter per seconde, gemeten in een aquarium van 180 centimeter lang (Nature Communications, 2013), volhoudt
(OLYMPISCH) RECORD 100 METER RENNEN
Jachtluipaard (op vier poten): 3,3 seconden
Struisvogel (op twee poten): 5,5 seconden
Usain Bolt (Londen, 2012): 9,63 seconden